Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] , te [woonplaats] , ( [naam 1] )
(gemachtigde: [naam 2] )
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop in hoger beroep
.
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
.Evenals in zijn uitspraak van 13 augustus 2024, ECLI:NL:CBB:2024:566 wijst het College er in dit verband op dat ingevolge artikel 2, eerste lid, onder f, van Verordening 852/2004 sprake is van verontreiniging bij de aanwezigheid of de introductie van een gevaar en dat met de door de minister gegeven toelichting over het risico van baansmeer aannemelijk is gemaakt dat de aanwezigheid van baansmeer op (goedgekeurde) karkassen een gevaar introduceert. Daarmee is sprake is van een verontreiniging als bedoeld in Bijlage II, Hoofdstuk IX, punt 3, van Verordening 852/2004. Niet valt in te zien dat verweerder in de omstandigheid dat het in boetezaak 202001168 gaat om een gevaar veroorzaakt door verontreiniging met baansmeer en niet door een fecale bezoedeling, aanleiding had moeten zien de boete te matigen. In beide gevallen gaat het immers om een aanwezig of geïntroduceerd gevaar.
alle stadiavan de productie, verwerking en distributie moeten worden beschermd tegen elke vorm van verontreiniging, waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie, schadelijk worden voor de gezondheid, dan wel op een zodanige wijze kunnen worden verontreinigd dat zij redelijkerwijs niet meer in die staat kunnen worden geconsumeerd. De overtredingen zijn vastgesteld in de karkassen(koel)cel. Het feit dat er mogelijk in een later stadium nog een controlepunt zal volgen, maakt niet dat er geen sprake was van een overtreding of dat er aanleiding zou bestaan om tot matiging over te gaan. In dit verband heeft de minister er bovendien terecht op gewezen dat niet zeker is dat de verontreinigingen bij een volgende CCP ook zouden worden ontdekt en – als dat wel het geval zou zijn – of ze ook geheel zouden kunnen worden weggenomen.
Beslissing
- herroept het boetebesluit 202001168 in zoverre en stelt de boete vast op € 4.250,-;
- herroept het boetebesluit 202000458 in zoverre en stelt de boete vast op € 6.375,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de bestreden besluiten 202001168 en 202000458;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- draagt de minister op de in de beroepen betaalde griffierechten van in totaal € 720,- aan [naam 1] te vergoeden;
- bepaalt dat de griffier van het College het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 548,- aan [naam 1] terugbetaalt.