ECLI:NL:CBB:2025:533

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
25/728
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van dwangsombesluit inzake overtredingen door Dolfinarium tijdens dierpresentaties

Op 30 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen Dolfinarium Harderwijk B.V. en de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De voorzieningenrechter heeft het dwangsombesluit van de staatssecretaris geschorst, waarin 17 interacties tussen verzorgers en dieren tijdens voorstellingen als overtredingen werden aangemerkt. Dit besluit was eerder op 26 mei 2025 geschorst omdat het ondeugdelijk was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De staatssecretaris had niet aangetoond dat het Dolfinarium de voorschriften uit de dierentuinvergunning had overtreden, aangezien de beoordeling van de interacties niet het volledige educatieve programma in aanmerking nam. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris de tekortkomingen in zijn besluit niet had hersteld. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit onrechtmatig was, omdat het onvoldoende draagkrachtig was gemotiveerd en de belangen van het Dolfinarium zwaar wogen. De staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van het Dolfinarium en moest het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/728
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Dolfinarium Harderwijk B.V. te Harderwijk

(gemachtigde: mr. W.M. Janse)
en

de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)

(gemachtigden: mr. N. Adams en mr. drs. R.M. de Jong)
Als derde-partij neemt aan het geding deel:

Stichting [naam 1] (Stichting)

(gemachtigde: mr. C. van de Ven)

Procesverloop

Met het besluit van 28 maart 2025 (dwangsombesluit) heeft de staatssecretaris aan het Dolfinarium een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van het Besluit houders van dieren (Bhd) en de voorschriften 2.2. b en 2.2. e van haar dierentuinvergunning.
Met het besluit van 31 juli 2025 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het dwangsombesluit in die zin herroepen dat hij nog slechts 17 (in plaats van 20) interacties tussen de verzorger en de dieren tijdens voorstellingen als overtreding aanmerkt en het Dolfinarium alleen voor die interacties een dwangsom kan verbeuren.
Tegen het bestreden besluit heeft het Dolfinarium beroep ingesteld bij het College. Het Dolfinarium heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen. De staatssecretaris heeft een reactie gegeven op het verzoek.
Op 16 september 2025 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel het bestreden besluit geschorst totdat hij uitspraak heeft gedaan.
Aan de zitting op 24 september 2025 hebben deelgenomen de gemachtigden van het Dolfinarium en de staatssecretaris. Tevens zijn verschenen [naam 2] namens het Dolfinarium en [naam 3] namens de Stichting.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, als tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Voor zover de voorzieningenrechter in deze uitspraak een oordeel geeft over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in de hoofdzaak.
Achtergrond van het geschil
2.1
De Stichting heeft op 9 augustus 2024 een handhavingsverzoek ingediend met daarbij videobeelden met fragmenten uit dierpresentaties bij het Dolfinarium op 13 april 2024 (fragmenten) die volgens haar aantonen dat het Dolfinarium toen handelde in strijd met haar dierentuinvergunning door in dierpresentaties onnatuurlijk en antropomorf gedrag zonder educatieve onderbouwing van dieren te laten zien. De staatssecretaris heeft aan de deskundige op het gebied van het wilde dolfijnen, [naam 4] , gevraagd, kort gezegd, of op die beelden natuurlijk gedrag is te zien. De deskundige heeft in zijn ‘Expert assessment of dolphin behaviour in a captive facility’ van januari 2025 die vraag beantwoord. Dat rapport heeft de staatssecretaris tot de conclusie geleid dat het Dolfinarium tijdens dierpresentaties dieren onnatuurlijke kunstjes zonder educatieve boodschap laat doen en daarmee artikel 4.7 van het Bhd en de artikelen 2.2 onder b en 2.2 onder e van haar dierentuinvergunning overtreedt.
2.2
Het dwangsombesluit is vanwege die overtredingen opgelegd. De last strekt ertoe dat het Dolfinarium uiterlijk per 11 april 2025 zich aan artikel 2.2 onder b en e van de dierentuinvergunning zal houden en tijdens dierpresentaties bij interacties tussen mens en dier alleen onnatuurlijk diergedrag toont als, voor zover van belang, dat gebeurt vanwege de verzorging of een educatieve reden heeft en zij dat toelicht. De last beschrijft, niet limitatief, 20 interacties tussen mens en dier die het Dolfinarium niet publiek mag tonen. Het Dolfinarium verbeurt € 2.000,- per overtreding, tot een maximum van € 10.000,-.
2.3
Naar aanleiding van het dwangsombesluit heeft het Dolfinarium tijdens de bezwaarfase een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van het College. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek toegewezen en in zijn uitspraak van 26 mei 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:314) het dwangsombesluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar.
Spoedeisend belang
3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het Dolfinarium een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, omdat zij de overtredingen betwist en haar een (aanzienlijke) dwangsom boven het hoofd hangt nu het Dolfinarium de dierpresentaties niet heeft aangepast.
Standpunten van partijen
4.1
Volgens het Dolfinarium is het bestreden besluit (evident) onrechtmatig. Het is namelijk in strijd met het juridisch kader van de dierentuinvergunning en met het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en de artikelen 3:2, 3:4, 5:4, 5:9 en 7:12 van de Awb.
4.2
Volgens de staatssecretaris blijken de overtredingen uit verschillende videobeelden van de voorstellingen en het door haar ingewonnen deskundigenadvies. De staatssecretaris heeft geen concrete toezegging gedaan dat de gedragingen toelaatbaar zijn. Het enkele feit dat eerder niet is opgetreden, schept geen rechtens te honoreren vertrouwen. Daarbij komt dat de relevante voorschriften sinds 2022 in de onherroepelijke dierentuinvergunning staan.
Beoordeling
5.1
Op grond van artikel 4.7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bhd moet het Dolfinarium haar dieren op zodanige wijze houden dat hun soorteigen gedrag wordt gerespecteerd en zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. In artikel 4.10, tweede lid, van het Bhd staat dat de dierentuin, in het kader van een informatief en educatief programma onder meer informatie verstrekt over de tentoongestelde soorten en hun natuurlijke habitat.
5.2
Aan de dierentuinvergunning van het Dolfinarium is als voorschrift verbonden:
“Artikel 2.2 [..] b. [afspraak 1.1] De dieren vertonen geen antropomorf of onnatuurlijk gedrag tijdens voorstellingen, tenzij:
- dit gedrag betreft dat noodzakelijk is (en ook daadwerkelijk wordt toegepast) voor de verzorging van de dieren én die in de voorstelling wordt getoond om de gezondheidscontrole te illustreren [..]. Het uitsteken van de tong door een zeeleeuw is een voorbeeld van onnatuurlijk gedrag dat noodzakelijk is voor de verzorging, namelijk voor gezondheidscontrole;
- dit gedrag betreft dat in het teken staat en bijdraagt aan het overbrengen en verduidelijken van de educatieve boodschap, waarbij specifieke kenmerken van de soort die gelinkt worden aan de levenswijze of waarbij het gedrag van de dieren in de natuur centraal staan. Het laten zien van de staartvin door een dolfijn door deze staartvin boven het water uit te steken is een voorbeeld van onnatuurlijk gedrag, waarmee een educatieve boodschap kan worden overgebracht over de bijzondere stand van de staartvin (een soorteigen kenmerk). [..]
e. [..] Interactie tussen dierverzorgers en dieren tijdens de voorstelling heeft een directe link met de educatieve boodschap die tijdens de voorstelling wordt overgebracht. Interacties tussen dieren en verzorgers zijn ter illustratie van natuurlijk gedrag of soorteigen kenmerken, of het verlenen van de noodzakelijke zorg aan dieren. De educatieve boodschap die gelinkt wordt aan de interacties, zowel in het water als buiten het water, wordt nadrukkelijk aan het publiek overgebracht. [..]”
6.1
De voorzieningenrechter heeft met zijn uitspraak van 26 mei 2025 het dwangsombesluit geschorst, omdat het ondeugdelijk was voorbereid en onvoldoende draagkrachtig was gemotiveerd. Het beschikbare bewijs, waaronder het rapport van [naam 4] , was onvoldoende voor het oordeel dat het Dolfinarium voorschriften uit de dierentuinvergunning had overtreden, nu zowel de staatssecretaris, als zijn deskundige de fragmenten hebben beoordeeld zonder daarbij het volledige educatieve programma van het Dolfinarium in aanmerking te (kunnen) nemen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de staatssecretaris deze tekortkomingen met het bestreden besluit niet heeft hersteld.
6.2
Weliswaar heeft de staatssecretaris de motivering van het bestreden besluit meer woorden gegeven, maar hij geeft in wezen dezelfde onderbouwing als in het dwangsombesluit. De staatssecretaris ontleent het bewijs voor de overtredingen namelijk aan videobeelden van de voorstellingen en het zelfde advies van [naam 4] .
6.3
[naam 4] rapporteert dat contact van dolfijnen met mensen onnatuurlijk is, omdat dat in de vrije natuur niet voorkomt. Dat maakt echter niet dat het Dolfinarium haar vergunning overtreedt. Het gaat hier immers om in gevangenschap gehouden dieren (per definitie een onnatuurlijke situatie) en de vergunning staat dierpresentaties onder voorwaarden toe. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de staatssecretaris met het rapport van [naam 4] , zonder afbreuk te doen aan zijn deskundigheid, onvoldoende bewijs levert van de vermeende overtredingen. De deskundige heeft de fragmenten bekeken en het gedrag van dolfijnen als (on)natuurlijk beoordeelt, zonder kennis te (kunnen) nemen van de context waarin de dolfijnen tijdens voorstellingen dat gedrag vertonen en zonder dat hij beschikte over de informatie over de dierentuinvergunning. De deskundige heeft niet beoordeeld of het gedrag van de gevangen gehouden dolfijnen als onnatuurlijk in de zin van de aan de dierentuinvergunning verbonden voorschriften valt aan te merken. Dat is ook niet wat de staatssecretaris hem als vraag heeft voorgelegd.
6.4
De staatssecretaris heeft naast de fragmenten die hij van de Stichting heeft ontvangen op YouTube vier losstaande video’s van voorstellingen van het Dolfinarium bekeken. Het Dolfinarium heeft aangevoerd dat in die video’s gedeelten uit de voorstellingen zijn geknipt, waardoor zij geen volledig en representatief beeld geven van de voorstellingen en de context waarin de dolfijnen hun gedrag vertonen. Bovendien ontbreken in die videobeelden de (inleidende) inloopvideo die het Dolfinarium voor de aanvang van de voorstelling vertoont. Op de zitting heeft het Dolfinarium medegedeeld dat zij in de bodemprocedure concreet zal aangeven welke gedeelten van de voorstelling uit de video’s zijn verwijderd.
6.5
De staatssecretaris heeft op de zitting aangevoerd dat één van zijn gemachtigden op 12 september 2025 in zijn vrije tijd een voorstelling heeft bijgewoond. Aan het aanbod om deze gemachtigde als getuige te horen, gaat de voorzieningenrechter voorbij, reeds, omdat, op grond van vaste rechtspraak een persoon niet in dezelfde (bestuursrechtelijke) procedure kan optreden als gemachtigde en als getuige kan worden gehoord (vgl. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 januari 1980, ECLI:NL:CRVB:1980:AM5535, en de uitspraak van de Hoge Raad van 17 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8123).
6.6
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit ondeugdelijk is voorbereid en een voldoende draagkrachtige motivering mist en daarom wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb onrechtmatig is. Verder wegen de belangen voor het Dolfinarium, het op peil houden van zowel de (fitheid van de) dieren, de bezoekersaantallen en de kwaliteit van de dierpresentaties en educatie, zodanig zwaar dat de voorzieningenrechter het bestreden besluit zal schorsen tot de uitspraak op het beroep tegen het bestreden besluit. Dat het Dolfinarium periodes gesloten zal zijn tijdens de winter en het vroege voorjaar, leidt niet tot een ander oordeel, nu het Dolfinarium de winterstop twee weken tijdens de kerst- en voorjaarsvakanties en in maart alle weekenden onderbreekt.
7 De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris in de door het Dolfinarium gemaakte proceskosten. Deze stelt hij op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). De staatssecretaris moet ook het door het Dolfinarium betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot de uitspraak op het beroep tegen het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 385,- aan het Dolfinarium te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van het Dolfinarium tot een bedrag van € 1
.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van
mr. D.L. van Hal-Vermeer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.
w.g. R.C. Stam w.g. D.L. van Hal-Vermeer
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: