ECLI:NL:CBB:2025:411

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
25/567
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van concessieverlening openbaar busvervoer Utrecht

In deze zaak heeft Qbuzz B.V. en Qbuzz Groningen Utrecht B.V. een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de concessieverlening van de concessie 'Utrecht Binnen' aan Transdev Nederland Mobility Services N.V. door het college van gedeputeerde staten van Utrecht. De voorzieningenrechter heeft op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan. Qbuzz had eerder al een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, dat op 16 januari 2025 werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de nieuwe informatie en recente ontwikkelingen die Qbuzz aanvoert, geen aanleiding geven voor een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak. De voorzieningenrechter concludeert dat de plannen van Transdev niet wezenlijk zijn gewijzigd en dat de inschrijving van Transdev niet irreëel is. Het verzoek van Qbuzz wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/567
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 augustus 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Qbuzz B.V. en Qbuzz Groningen Utrecht B.V., te Amersfoort

(gemachtigden: mr. P.F.C. Heemskerk en mr. M. van den Brink)
en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht (GS)

(gemachtigden: mr. G. Verberne en mr. P.W. Juttman)
met als derde partij

Transdev Nederland Mobility Services N.V., te Hilversum

(gemachtigden: mr. G.J. van Midden en mr. T.A.E. ten Berge)

Procesverloop

Met het besluit van 11 juni 2024 (concessieverlening) heeft GS de concessie ‘concessie Utrecht Binnen’ (concessie) aan Transdev verleend op grond van artikel 21 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000) en de bieding van Qbuzz afgewezen.
Met het besluit van 4 december 2024 heeft GS het bezwaar van Qbuzz tegen de concessieverlening ongegrond verklaard. Daartegen heeft Qbuzz beroep ingesteld bij het College.
Qbuzz heeft hangende beroep de voorzieningenrechter verzocht de concessieverlening op te schorten tot op het beroep zal zijn beslist.
GS en Transdev hebben een reactie gegeven op het verzoek.
De zitting was op 30 juli 2025. De gemachtigden hebben aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter, als tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Voor zover de voorzieningenrechter in deze uitspraak een oordeel geeft over de rechtmatigheid van de concessieverlening, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in de hoofdzaak.
Achtergrond van het geschil
2.1
Qbuzz is de huidige concessiehouder voor het openbaar busvervoer in Utrecht Binnen. Dit concessiegebied beslaat het grondgebied van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Stichtse Vecht (bebouwde kom Maarssen en het gemeentegebied ten oosten daarvan), Nieuwegein, Utrecht, Vijfheerenlanden, IJsselstein en Zeist. De concessie eindigt op
13 december 2025. GS heeft de concessie voor de periode van 14 december 2025 tot en met 13 december 2035 (de nieuwe concessie) openbaar aanbesteed.
2.2
De uitkomst van de aanbestedingsprocedure was voor GS reden om de nieuwe concessie aan Transdev te verlenen. In totaal heeft Transdev een score van [getal 1] van de [getal 2] punten gekregen, terwijl Qbuzz een score van [getal 3] punten heeft gekregen. In de bezwaarprocedure heeft GS de afwijzing van Qbuzz, en daarmee de verlening aan Transdev, gehandhaafd.
2.3
Naar aanleiding van de concessieverlening heeft Qbuzz tijdens de bezwaarfase ook een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van het College. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek afgewezen in zijn uitspraak van 16 januari 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:16).
Spoedeisend belang
3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Qbuzz mede vanwege de van haar verlangde medewerking aan de voorbereiding van de nieuwe concessie een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
Nieuwe informatie en recente ontwikkelingen
4.1
De reden dat Qbuzz een nieuw verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingediend, is dat zich sinds de uitspraak van 16 januari 2025 ontwikkelingen hebben voorgedaan en informatie beschikbaar is gekomen op grond waarvan alsnog geconcludeerd moet worden dat de inschrijving van Transdev irreëel is. Ook heeft Transdev haar plan in de tussentijd volgens Qbuzz wezenlijk gewijzigd, wat in strijd is met de Aanbestedingswet, het transparantie- en gelijkheidsbeginsel en de aanbestedingsleidraad.
4.2
Tijdens de descente die de voorzieningenrechter naar aanleiding van het eerste verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft bevolen, heeft Transdev verklaard toestemming van de Veiligheidsregio te hebben voor het plaatsen van materieel in een brandgang op busstalling Westraven. Qbuzz voert aan dat Transdev die toestemming op dat moment nog niet had. Zij wijst op een mailwisseling tussen de Veiligheidsregio en Transdev waaruit blijkt dat de Veiligheidsregio geen bezwaar zou hebben tegen de opslag van materieel in de brandgang mits er geen brandoverslag kon plaatsvinden en ook andere partijen geen bezwaar hadden. Met andere woorden, de Veiligheidsregio zou alleen toestemming geven als Transdev aan bepaalde voorwaarden zou voldoen. Verder heeft de gemeente Utrecht een aanvraag omgevingsvergunning buiten behandeling gesteld, en heeft de Veiligheidsregio in het kader van een opvolgende vergunningaanvraag negatief geadviseerd omdat de plannen van Transdev niet aan de eisen voor brandveiligheid zouden voldoen. Uit deze nieuwe informatie blijkt volgens Qbuzz alsnog dat de bieding van Transdev van meet af aan onuitvoerbaar is geweest.
4.3
Verder heeft Transdev haar plannen volgens Qbuzz op wezenlijke punten gewijzigd. Het oorspronkelijke plan voorzag in 110 nieuwe laadpunten en de plaatsing van een batterij op busstalling Westraven. Inmiddels is duidelijk geworden dat Transdev daar slechts 40 nieuwe laadpunten realiseert en dat het plan voor de plaatsing van een batterij is geschrapt. Het voornemen om 20 nieuwe laadpunten te realiseren op de Huis ter Heideweg in Zeist is uitgesteld tot na de concessiestart. Verder heeft Transdev bussen gekocht bij een leverancier die niet in de bieding genoemd stond en realiseert zij een busremise op een locatie waar in de bieding niets over is gezegd. Al deze wijzigingen zijn volgens Qbuzz buiten de beoordeling door de beoordelingscommissie gebleven. Als de commissie de beschikking zou hebben gehad over deze informatie, dan zou zij nooit tot de gegeven score zijn gekomen.
4.4
GS betwist dat de inschrijving van Transdev irreëel is en dat de plannen wezenlijk gewijzigd zijn. GS benadrukt dat bij de aanbesteding niet is gevraagd om op detailniveau technische informatie te verschaffen. Het accent lag op flexibiliteit, creativiteit en wendbaarheid bij onvoorziene omstandigheden of bijvoorbeeld de netcongestieproblematiek. Dat betekent dat in de concessie besloten ligt dat zich tussen het moment van gunning en de start van de concessie ontwikkelingen kunnen voordoen die voor de concessiehouder aanleiding kunnen vormen om wijzigingen aan te brengen. Voor GS is vooral belangrijk dat de concessiehouder de aangeboden resultaten op tijd behaalt.
4.5
In aanvulling voert Transdev aan dat zij nog altijd op koers ligt om de bijna volledige zero emissie transitie te realiseren bij de start van de concessie. Het bleek niet nodig om een aantal onderdelen uit het oorspronkelijke plan uit te voeren, er zijn alternatieve opties beschikbaar gekomen en zij heeft moeten inspelen op onvoorziene omstandigheden (bijvoorbeeld dat een van de beoogde busleveranciers niet op tijd kon leveren), maar dat heeft al met al geleid tot een beter eindresultaat dan vooraf was ingeschat. Bovendien heeft Qbuzz minder hinder ondervonden van voorbereidingswerkzaamheden van Transdev doordat zij een nieuwe busremise in gebruik kon nemen en daardoor minder laadpunten hoefde te realiseren op de locaties waar Qbuzz haar bussen stalt.
Geen irreële inschrijving
5.1
In zijn uitspraak van 16 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter al overwogen dat het primair de taak en de verantwoordelijkheid van de beoordelaars is om te toetsen en te beoordelen of inschrijvers aan de gestelde eisen voldoen. Het treffen van een voorlopige voorziening komt pas in beeld als de beoordelingscommissie het vooraf aangekondigde beoordelingskader heeft verlaten of, als dat niet zo is en in het geval van een kwaliteitstoets zoals hier, de toegekende scores, in onderling verband beschouwd en geplaatst tegen de achtergrond van de daarbij gegeven toelichtingen, onbegrijpelijk zijn. Anders gezegd, alleen bij aperte procedurele of inhoudelijke onjuistheden die de deugdelijkheid van gunningsbeslissing (kunnen) aantasten is er plaats voor ingrijpen door de voorzieningenrechter. Van aperte inhoudelijke onjuistheden is bijvoorbeeld sprake als een inschrijving irreëel is.
5.2
Daarbij is het uitgangspunt dat de beoordelaars bij de beoordeling van de ingediende inschrijvingen in beginsel mogen uitgaan van de juistheid en haalbaarheid van de inschrijving, tenzij op voorhand vaststaat dat de inschrijver zijn inschrijving niet kan waarmaken. Pas bij gerede twijfel over de inhoud of onderbouwing van een inschrijving rust op de beoordelaars een onderzoeksplicht om de juistheid van die inhoud of onderbouwing te controleren.
5.3
De nieuwe informatie en de recente ontwikkelingen die Qbuzz ertoe hebben aangezet een nieuw verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen, geven de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een ander oordeel dan in zijn uitspraak van 16 januari 2025. Het buiten behandeling stellen van een aanvraag omgevingsvergunning of een negatief advies van de Veiligheidsregio maken de inschrijving van Transdev niet op voorhand al onuitvoerbaar of irreëel. Dat wordt geïllustreerd doordat de nieuwe, aangepaste aanvraag van Transdev inmiddels wel is verleend. Dat Transdev eerder tijdens de descente had verklaard de benodigde toestemming te hebben terwijl dat ging om een voorwaardelijke instemming doet, wat daar verder ook van zij, in dit verband niet ter zake. De benodigde omgevingsvergunning is er immers nu, ruim voor de concessiestart, wel.
Geen wezenlijke wijziging
6.1
De voorzieningenrechter ziet niet dat Transdev haar plannen wezenlijk gewijzigd heeft. GS en Transdev hebben er namelijk terecht op gewezen dat de aanbestedingsleidraad sterk inzet op flexibiliteit, creativiteit en wendbaarheid om onvoorziene omstandigheden, tegenslagen en maatschappelijke problemen als netwerkcongestie het hoofd te kunnen bieden. Dat inschrijvers bepaalde elementen, waaronder de gekozen laadtechniek, energie- en busleveranciers en laadlocaties, moesten specificeren in het materieel- en transitieplan, doet daaraan niet af.
6.2
Het plan van Transdev gaat uit van een scenario, maar voorziet ook in alternatieve scenario’s en back-up opties. De betrouwbaarheid van die verschillende scenario’s was onderdeel van de beoordeling door de beoordelingscommissie en de uitwijk naar een alternatieve route vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder die omstandigheden geen wezenlijke wijziging. Voor de wijziging van busleverancier heeft Qbuzz bovendien een ontheffing verkregen en de voorzieningenrechter heeft geen twijfel dat, zoals GS heeft aangevoerd, bij de verlening van die ontheffing is verzekerd dat de kwaliteit van het materieel niet onderdoet voor dat wat oorspronkelijk in het plan was voorzien. Ook overigens heeft de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat de doorgevoerde wijzigingen, vermindering van het aantal te realiseren laadpunten op twee locaties en de extra busremise op een andere locatie, zouden hebben geleid tot een lagere beoordeling door de beoordelingscommissie.
6.3
Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Slotsom
7 De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. T.D. Geldof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.
w.g. R.C. Stam w.g. T.D. Geldof