Op 20 december 2021 heeft de BV een aanvraag ingediend voor een S&O-verklaring op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De minister van Economische Zaken heeft deze aanvraag op 11 februari 2022 buiten behandeling gesteld. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 2 juni 2022, heeft de BV een verzoek tot herziening ingediend, dat door de minister op 10 maart 2023 werd afgewezen. De BV heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het besluit van 7 juli 2023, waarbij het bezwaar opnieuw ongegrond werd verklaard. De zitting vond plaats op 22 januari 2025, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
In de uitspraak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven geoordeeld dat het beroep van de BV niet-ontvankelijk is. De BV heeft geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien de aanvraag van 20 december 2021 niet opnieuw in behandeling kan worden genomen. Bovendien is er op 1 december 2022 al een afwijzing gedaan op een nieuwe aanvraag van de BV voor een S&O-verklaring voor hetzelfde project, welke afwijzing in rechte vaststaat. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer en openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.