In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 30 juni 2025, wordt het verzoek van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om verlenging van de termijn voor het herstellen van een besluit behandeld. De minister had eerder de opdracht gekregen om binnen dertien weken, na de tussenuitspraak van 18 maart 2025, het gebrek in het besluit van 25 oktober 2022 te herstellen of een nieuw besluit te nemen. De minister verzocht om een verlenging van twee weken, omdat hij eind april 2025 advies had aangevraagd bij experts van de Sbv-pool, maar dit advies pas recent was ontvangen en definitief was gemaakt op 16 juni 2025.
Het College overweegt dat het verzoek om verlenging tijdig is ingediend, binnen de oorspronkelijke termijn van dertien weken. De motivering van de minister voor de verlenging wordt als toereikend beschouwd, vooral gezien het feit dat het vragen van advies aan experts een noodzakelijke stap was om aan de eerdere opdracht te voldoen. Het College benadrukt dat het terughoudend gebruik moet maken van de bevoegdheid om termijnen te verlengen, maar in dit geval is het verzoek toegewezen. De termijn voor het herstel van het besluit wordt verlengd tot uiterlijk 1 juli 2025, waarbij het College ervan uitgaat dat het bestreden besluit nagenoeg gereed is.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters D. Brugman, J.L. Verbeek en M.P. Glerum, en is openbaar uitgesproken. De griffier, F. Willems, was aanwezig bij de uitspraak, maar kon deze niet ondertekenen. De beslissing houdt in dat de minister uiterlijk 1 juli 2025 het gebrek in het besluit moet herstellen of een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van de overwegingen uit de eerdere tussenuitspraak.