ECLI:NL:CBB:2025:231

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
24/1046
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek subsidie TVL voor MKB COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 maart 2025 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een onderneming met betrekking tot een subsidiebesluit op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020. De minister van Economische Zaken had de onderneming een subsidie van € 5.579,44 verleend, maar het bezwaar van de onderneming tegen de beslissing van de minister werd ongegrond verklaard. De onderneming heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar heeft later verzocht om herziening van het subsidiebesluit, omdat zij de SBI-code waarmee zij op de peildatum geregistreerd stond onjuist achtte. De minister heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.

Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht het herzieningsverzoek heeft afgewezen. De onderneming heeft niet aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing onredelijk maken. De onderneming stelde dat de afwijzing in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, maar het College oordeelde dat de minister in deze periode rechtmatig kon uitgaan van de SBI-code op de peildatum. De uitspraken waar de onderneming zich op beroept, hebben betrekking op een andere periode en zijn daarom niet van toepassing. Het College concludeert dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk is en dat de onderneming geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar, waardoor het herzieningsverzoek niet de mogelijkheid biedt om dit te herstellen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/1046
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2025

Rechter: mr. W.J.A.M. van Brussel

Griffier: mr. C.D.V. Efstratiades

Partijen

[naam 1], te [woonplaats] (onderneming), waarvoor aanwezig is [naam 2] , bijgestaan door mr. M.T. Smits
en

de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. S.M. Piron

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De minister heeft aan de onderneming met een subsidiebesluit op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020 een subsidie verleend van € 5.579,44. Het hiertegen gemaakte bezwaar van de onderneming heeft de minister ongegrond verklaard. De onderneming heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar. De onderneming heeft de minister verzocht om herziening van het subsidiebesluit en de beslissing op bezwaar. Zij stelde daarbij dat zij de SBI-code waarmee zij op de peildatum in het handelsregister geregistreerd stond, onjuist acht en vindt dat de na deze peildatum gewijzigde SBI-code beter past bij haar activiteiten. De minister heeft dit herzieningsverzoek afgewezen, omdat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Ook is volgens de minister geen sprake van een kennelijke misslag en is de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk of in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Het College komt tot het oordeel dat de minister het verzoek om herziening terecht heeft afgewezen. Het standpunt van de minister dat de onderneming aan haar verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd, is juist. De onderneming heeft dat ter zitting ook niet betwist. De onderneming heeft aangevoerd dat het besluit om niet te herzien evident onredelijk is en in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat de minister gelet op de uitspraken van het College van 15 maart 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:116) en 22 maart 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:129) bij het toekennen van subsidie op grond van de TVL rekening moet houden met de werkelijke en feitelijke activiteiten van een onderneming. Het College overweegt dat de uitspraken waar de onderneming zich op beroept, betrekking hebben op subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 terwijl het herzieningsverzoek betrekking heeft op de periode juni tot en met september 2020. In deze periode mocht de minister wel uitgaan van de SBI-code waarmee de onderneming op de peildatum in het handelsregister geregistreerd stond. Dit had te maken met de uitvoeringsproblematiek in deze periode
.Het College heeft geoordeeld dat voor dit tijdvak de TVL geen ruimte biedt om rekening te houden met de feitelijke bedrijfsactiviteiten of met naderhand met terugwerkende kracht doorgevoerde wijzigingen in het handelsregister (vergelijk onder 8 van de uitspraak van 25 mei 2021, ECLI:NL:CBB:2021:521). Dit maakt dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk is. Onder verwijzing naar 3.4 van de uitspraak van het College van 4 maart 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:71) overweegt het College dat de onderneming bovendien beroep had kunnen instellen tegen de beslissing op bezwaar, maar dat zij daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Het indienen van een herzieningsverzoek biedt niet de mogelijkheid dit te herstellen. In het oordeel dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk is, ligt besloten dat het beroep van de onderneming op het evenredigheidsbeginsel niet slaagt.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. C.D.V. Efstratiades