ECLI:NL:CBB:2025:190
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen intrekking subsidie COVID-19 en terugvordering door de minister van Economische Zaken
Op 25 maart 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetzaak van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken. De onderneming had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 22 oktober 2024, waarin het College het beroep van de onderneming ongegrond had verklaard. Dit beroep was gericht tegen de intrekking van de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. De minister had besloten het betaalde voorschot terug te vorderen, wat de onderneming als onredelijk en disproportioneel beschouwde, gezien de financiële gevolgen voor de onderneming.
Tijdens de zitting op 6 februari 2025 werd aangevoerd dat de aanvraag om TVL als fiscale eenheid was ingediend, en dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met de werkelijke bedrijfsvoering van de onderneming. De onderneming stelde dat de intrekking van de subsidie en de terugvordering niet in verhouding stonden tot de procedurele fouten die waren gemaakt. Het College oordeelde echter dat de onderneming in verzet niets had aangevoerd dat de eerdere uitspraak in twijfel trok. De omstandigheden die de onderneming aanvoerde waren reeds beoordeeld in de eerdere uitspraak.
Het College concludeerde dat de minister terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de subsidie in te trekken, en dat de onderneming niet voldeed aan de vereisten van de TVL. De uitspraak van het College was dat het verzet ongegrond was, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.