ECLI:NL:CBB:2025:183
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete op basis van de Wet dieren wegens verontreiniging van levensmiddelen
In deze zaak heeft [naam 1] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete van € 2.500,- was opgelegd op basis van de Wet dieren. De boete was opgelegd omdat op 20 februari 2020 tijdens een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) was vastgesteld dat naakt vlees in aanraking was gekomen met de onderkant van een dolav, wat volgens de minister een overtreding van de hygiënevoorschriften inhield. De rechtbank had het beroep van [naam 1] ongegrond verklaard, maar in hoger beroep betwistte [naam 1] de bevindingen van de toezichthouder en de rechtmatigheid van de boete. De zitting vond plaats op 11 februari 2025, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister voldoende bewijs had geleverd dat het vlees niet was beschermd tegen verontreiniging. De rechtbank had echter de redelijke termijn overschreden, wat leidde tot een vermindering van de boete met 10% tot € 2.250,-. De uitspraak van het College bevestigde de eerdere bevindingen, maar matigde de boete vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.