ECLI:NL:CBB:2025:160

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
23/1524
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven inzake subsidie aanvragen COVID-19

Op 11 maart 2025 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken. De onderneming had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 19 november 2024, waarin het College het beroep van de onderneming ongegrond had verklaard. Dit beroep betrof aanvragen voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de kwartalen Q1, Q2, Q3 van 2021 en Q1 van 2022. De minister had vastgesteld dat de aanvragen niet voldeden aan de vereisten, omdat er geen accountantsproduct was overgelegd, wat noodzakelijk is voor subsidiebedragen van € 125.000,- of meer.

Tijdens de zitting op 20 februari 2025 heeft de onderneming aangevoerd dat er nieuwe ontwikkelingen waren met betrekking tot de accountantscontrole voor de tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW). De onderneming hoopte op een oplossing voor het aanleveren van een bijzondere verklaring van de accountant, maar het College oordeelde dat dit niet relevant was voor de TVL-aanvragen. De onderneming had niet het vereiste accountantsproduct overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de minister. Het College concludeerde dat de eerdere uitspraak van 19 november 2024 correct was en verklaarde het verzet ongegrond. De zaak is hiermee beëindigd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2025 op het verzet van

[naam 1] B.V., te [woonplaats] (onderneming)

Procesverloop

De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 19 november 2024.
De zitting was op 20 februari 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] en [naam 3] , namens de onderneming, en mr. drs. G.O. Hoeksma en C. Zieleman, gemachtigden van de minister van Economische Zaken.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van 19 november 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:824) heeft het College het beroep van de onderneming tegen het besluit van de minister van 31 mei 2023 ongegrond verklaard. Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de aanvragen voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste, tweede en derde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 niet voldoen aan het in de TVL gestelde vereiste dat indien het subsidiebedrag € 125.000,- of meer bedraagt, de aanvragen voorzien moeten zijn van een accountantsproduct.
2 De onderneming heeft in verzet aangevoerd dat er nieuwe ontwikkelingen zijn over de accountantscontrole voor de tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW). Er wordt gezocht naar een oplossing voor het aanleveren van een door een accountant opgestelde bijzondere verklaring die in de plaats komt van de op grond van de NOW vereiste accountantsverklaring. Zodra het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) akkoord is gegaan met deze oplossing, wil de onderneming eenzelfde maatwerkoplossing bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aandragen om tot een gelijksoortige oplossing te kunnen komen voor de aanvragen op grond van de TVL. Bij zowel de aanvragen op grond van de NOW als voor de aanvragen op grond van de TVL doet zich hetzelfde probleem voor, namelijk dat de door de onderneming ingeschakelde accountants geen accountantsverklaring of accountantsproduct op concernniveau kunnen afgeven doordat er op het moment van de aanvraag onvoldoende gegevens beschikbaar waren voor de vereiste controleprotocollen van één van de entiteiten binnen het concern.
3 Het College overweegt dat de onderneming niet het op grond van de TVL vereiste accountantsproduct heeft overgelegd, terwijl de minister daar wel – meerdere keren – om heeft gevraagd. Op de zitting van 20 februari 2025 is niet gebleken dat de onderneming het gevraagde accountantsproduct binnen afzienbare tijd aan de minister kan verstrekken. Dat de onderneming voor aanvragen op grond van de NOW met het UWV in gesprek is over het aanleveren van een bijzondere verklaring van de accountant in plaats van de op grond van de NOW vereiste accountantsverklaring, levert de onderneming in haar zaak niets op. De NOW is namelijk een andere regeling met gedeeltelijk andere vereisten voor de toekenning van een subsidie. De conclusie is dat de uitspraak van 19 november 2024 juist is. Het verzet is daarom ongegrond. Dit betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.D.V. Efstratiades