Bijlage: Wettelijk kader
Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad
Artikel 91 Algemeen beginsel
1. Wanneer een in artikel 92 bedoelde begunstigde niet voldoet aan de in artikel 93 vastgelegde voorschriften inzake de randvoorwaarden, krijgt hij een administratieve sanctie opgelegd.
2. De in lid 1 bedoelde administratieve sanctie wordt uitsluitend opgelegd indien de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks aan de begunstigde kan worden toegeschreven, en er aan één of beide van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) de niet-naleving houdt verband met de landbouwactiviteiten van de begunstigde;
b) het gaat om het areaal van het bedrijf van de begunstigde.
Wat betreft bosarealen geldt deze sanctie echter niet als er voor het gebied in kwestie geen steun wordt gevraagd overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder a), en de artikelen 30 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013.
3. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
a. a)
"bedrijf": het geheel van de productie-eenheden en arealen dat door de in artikel 92 bedoelde begunstigde wordt beheerd en zich op het grondgebied van eenzelfde lidstaat bevindt;
b)
"eis": elke afzonderlijke uit de regelgeving voortvloeiende beheerseis in een bepaalde handeling, waarnaar verwezen wordt in het in bijlage II genoemde recht van de Unie, en die inhoudelijk verschilt van de andere in diezelfde handeling gestelde eisen.
Artikel 92 Betrokken begunstigden
Artikel 91 is van toepassing op begunstigden die rechtstreekse betalingen op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013, betalingen op grond van de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en jaarlijkse premies op grond van artikel 21, lid 1, onder a) en b), de artikelen 28 tot en met 31, artikel 33 en artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 ontvangen.
Artikel 91 is echter niet van toepassing op begunstigden die deelnemen aan de in titel V, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde regeling voor kleine landbouwbedrijven. De in dat artikel vastgestelde sanctie is evenmin van toepassing op de steun als bedoeld in artikel 28, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1305/2013.
Artikel 93 Voorschriften betreffende de randvoorwaarden
1. De voorschriften betreffende de randvoorwaarden bevatten de uit het recht van de Unie voortvloeiende beheerseisen en de op nationaal niveau vastgestelde normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van grond die zijn vermeld in bijlage II en betrekking hebben op:
a. a) het milieu, klimaatverandering en een goede landbouwconditie van grond;
b) de volksgezondheid, de diergezondheid en de gezondheid van planten;
2. De in bijlage II bedoelde rechtshandelingen die betrekking hebben op de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, gelden in de versie waarin zij van kracht zijn en, in het geval van richtlijnen, zoals deze zijn omgezet door de lidstaten.
Artikel 97 Het opleggen van de administratieve sanctie
1. De in artikel 91 bedoelde administratieve sanctie wordt opgelegd wanneer voorschriften betreffende de randvoorwaarden op enig moment in een bepaald kalenderjaar ("betrokken kalenderjaar") niet worden nageleefd en de niet-naleving in kwestie rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de begunstigde die de steunaanvraag of de betalingsaanvraag in het betrokken kalenderjaar heeft ingediend.
De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op begunstigden ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat zij niet aan de voorschriften betreffende de randvoorwaarden hebben voldaan op enig moment gedurende de drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de eerste betaling in het kader van de steunprogramma’s voor herstructurering en omschakeling is toegekend of op enig moment gedurende één jaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de betaling in het kader van de steunprogramma's voor groen oogsten is toegekend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 ("de betrokken jaren").
[…]
Artikel 99 Berekening van de administratieve sanctie
1. De in artikel 91 bedoelde administratieve sanctie wordt opgelegd in de vorm van een verlaging of uitsluiting van het totale bedrag van de in artikel 92 bedoelde betalingen die aan de desbetreffende begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend voor steunaanvragen die hij in het kalenderjaar van de constatering van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen.
Voor de berekening van deze verlagingen en uitsluitingen wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving en met de in de leden 2, 3 en 4 beschreven criteria.
2. In het geval van niet-naleving die aan nalatigheid te wijten is, bedraagt het verlagingspercentage ten hoogste 5 % en bij herhaling ten hoogste 15 %.
De lidstaten kunnen een vroegtijdig waarschuwingssysteem opzetten voor gevallen van niet-naleving die, gelet op hun geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geven tot een verlaging of uitsluiting. Indien een lidstaat besluit gebruik te maken van die mogelijkheid, geeft de bevoegde autoriteit de begunstigde eerst een waarschuwing, waarin de begunstigde op de hoogte wordt gebracht van de constatering van de niet-naleving en van de verplichting om corrigerende actie te ondernemen. Indien bij
een latere controle wordt vastgesteld dat de niet-naleving niet is verholpen, wordt de verlaging krachtens de eerste alinea met terugwerkende kracht toegepast.
Gevallen van niet-naleving die een rechtstreeks gevaar voor de volksgezondheid of de gezondheid van dieren vormen, geven altijd aanleiding tot verlaging of uitsluiting.
De lidstaten kunnen begunstigden die voor het eerst een vroegtijdige waarschuwing hebben gekregen voorrang verlenen bij de toegang tot het bedrijfsadviseringssysteem.
3. In geval van opzettelijke niet-naleving is het verlagingspercentage niet lager dan 20 % en kan het zover oplopen tot de volledige uitsluiting van een of meer steunregelingen en kan worden toegepast voor één of meer kalenderjaren.
4. Het totale bedrag aan verlagingen en uitsluitingen voor één kalenderjaar mag in geen geval hoger zijn dan het in lid 1, eerste alinea, bedoelde totale bedrag.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden
Artikel 73 Algemene beginselen
4. De administratieve sanctie wordt toegepast op het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen die aan deze begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend:
a. a) voor steunaanvragen of betalingsaanvragen die hij in het jaar van de constatering van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen; en/of
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden
Artikel 38 Algemene voorschriften betreffende niet-naleving
1. Onder een „herhaling” van een niet-naleving wordt verstaan een meer dan eenmaal binnen een periode van drie opeenvolgende kalenderjaren geconstateerde niet-naleving van dezelfde eis of norm, mits de begunstigde in kennis is gesteld en, naargelang van het geval, de mogelijkheid heeft gehad de nodige maatregelen te nemen om die eerdere niet-naleving te beëindigen. In het kader van de constatering van de herhaling van een niet-naleving wordt rekening gehouden met niet-nalevingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1122/2009 zijn geconstateerd, en wordt met name GLMC 3, zoals vermeld in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1306/2013, geacht gelijkwaardig te zijn aan RBE 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 73/2009 in de versie die op 21 december 2013 van kracht was.
2. Bij de bepaling van de „omvang” van een niet-naleving wordt er met name rekening mee gehouden of de niet-naleving verstrekkende gevolgen heeft dan wel of de gevolgen tot het landbouwbedrijf zelf beperkt blijven.
3. De „ernst” van een niet-naleving is met name afhankelijk van het belang van de gevolgen van de niet-naleving, gelet op de doelstellingen van de betrokken eis of norm.
4. Of een niet-naleving een „permanent karakter” heeft, is met name afhankelijk van de lengte van de periode waarin de effecten blijven bestaan, of van de mogelijkheden om die effecten met redelijke middelen te beëindigen.
5. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden niet-nalevingen geacht te zijn „geconstateerd” indien zij worden vastgesteld bij controles van welke aard ook overeenkomstig de onderhavige verordening of nadat zij op een andere wijze onder de aandacht van de bevoegde controleautoriteit of, in voorkomend geval, het betaalorgaan zijn gebracht.
Artikel 40 Berekening en toepassing van administratieve sancties in geval van opzettelijke niet-naleving
Wanneer een begunstigde de geconstateerde niet-naleving met opzet heeft begaan, bedraagt de verlaging die op het in artikel 39, lid 1, bedoelde totale bedrag moet worden toegepast, in de regel 20 % van dat totale bedrag.
Het betaalorgaan kan evenwel op basis van de beoordeling van het belang van de niet-naleving die de bevoegde controleautoriteit in het evaluatiegedeelte van het controleverslag daaraan heeft toegekend op basis van de in artikel 38, leden 1 tot en met 4, genoemde criteria, besluiten om dat percentage te verlagen tot niet minder dan 15 % of te verhogen tot maximaal 100 % van dat totale bedrag.
Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB
Artikel 3.1. Randvoorwaarden
1. Een landbouwer die een aanvraag heeft ingediend voor rechtstreekse betalingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, neemt de volgende bepalingen in acht:
a. de beheerseisen, bedoeld in artikel 93, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, opgenomen in bijlage 3, en
b. de normen voor het in goede landbouw- en milieuconditie houden van landbouwareaal, bedoeld in artikel 93, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, opgenomen in bijlage 4.
Bijlage 3. bij artikel 3.1, onderdeel a
Beheerseisen als bedoeld in artikel 93, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013
[…]
RBE 13.Artikel 4 van Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (Pb L 221):
[…]
13.6artikelen 1.7, onderdeel c, en 2.4, vijfde lid, van het Besluit houders van dieren;
[…]”
Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB
1. Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.
2 Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a.in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;
b.de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;
c.de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;
d.de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;
e.de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;
f.de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.
3. In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:
a. de keuze voor de derde,
b. het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of
c. de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies. […]
Besluit houders van dieren
Artikel 1.7. Verzorgen van dieren
Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:
[…]
c. dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd;
[…]
Artikel 2.4. Verzorging van productiedieren
4 Een ziek of gewond dier wordt zo nodig afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien van droog strooisel.
5 Wanneer de zorg, bedoeld in artikel 1.7, aanhef en onderdeel c, geen verbetering in de toestand van het dier brengt, wordt zo spoedig mogelijk een dierenarts geraadpleegd.
[…]