ECLI:NL:CBB:2025:117

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
23/1121
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beslissing over subsidie vaste lasten financiering COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 februari 2025 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. De ondernemer, handelend onder de naam [naam 2], had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021 was vastgesteld op € 3.851,75. Het College had in een eerdere uitspraak op 27 augustus 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:592) het beroep van de ondernemer ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de minister terecht de omzet had vastgesteld op basis van de aangifte omzetbelasting.

De ondernemer voerde in het verzet aan dat de minister ten onrechte twee bedrijfsauto’s, die in het derde kwartaal van 2021 waren verkocht maar in de aangifte omzetbelasting over Q4 van 2021 waren opgegeven, niet in mindering had gebracht op de omzet. Het College overwoog echter dat de minister terecht was uitgegaan van de omzet zoals deze in de aangifte was opgegeven. De ondernemer had de aangifte omzetbelasting over Q4 van 2021 niet aangepast, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van correcte aangifte en de verantwoordelijkheid van de ondernemer in het proces van subsidieaanvragen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1121
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2025

Rechter: mr. W.J.A.M. van Brussel

Griffier: mr. C.D.V. Efstratiades

Partijen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] ,

te [plaats] (ondernemer), waarvoor aanwezig is [naam 1]
en

de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. J.W.P. van Oosten

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van 27 augustus 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:592) heeft het College het beroep van de ondernemer tegen het besluit van de minister van 13 maart 2023 ongegrond verklaard. Het College heeft geoordeeld dat de minister de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2021 terecht op € 3.851,75,- heeft vastgesteld. Het College oordeelde dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet die uit de aangifte omzetbelasting blijkt. Dat de accountant de jaaromzet in de aangifte omzetbelasting over Q4 van 2021 heeft opgegeven, komt voor rekening van de ondernemer.
2. De ondernemer voert aan dat de minister twee bedrijfsauto’s die in het derde kwartaal (Q3) van 2021 zijn verkocht, maar over Q4 van 2021 in de aangifte omzetbelasting zijn opgegeven, in mindering had moeten brengen op de omzet van Q4 van 2021.
3. Het College overweegt dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet die uit de aangifte omzetbelasting over Q4 van 2021 blijkt. Dat deze opgegeven omzet voor een deel bestaat uit de verkoop van bedrijfsauto’s in Q3 van 2021, doet hier niet aan af. De ondernemer heeft de aangifte omzetbelasting over Q4 van 2021 namelijk niet aangepast. Het verzet is ongegrond.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. C.D.V. Efstratiades