ECLI:NL:CBB:2025:117
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen beslissing over subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 februari 2025 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. De ondernemer, handelend onder de naam [naam 2], had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021 was vastgesteld op € 3.851,75. Het College had in een eerdere uitspraak op 27 augustus 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:592) het beroep van de ondernemer ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de minister terecht de omzet had vastgesteld op basis van de aangifte omzetbelasting.
De ondernemer voerde in het verzet aan dat de minister ten onrechte twee bedrijfsauto’s, die in het derde kwartaal van 2021 waren verkocht maar in de aangifte omzetbelasting over Q4 van 2021 waren opgegeven, niet in mindering had gebracht op de omzet. Het College overwoog echter dat de minister terecht was uitgegaan van de omzet zoals deze in de aangifte was opgegeven. De ondernemer had de aangifte omzetbelasting over Q4 van 2021 niet aangepast, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van correcte aangifte en de verantwoordelijkheid van de ondernemer in het proces van subsidieaanvragen.