ECLI:NL:CBB:2025:103

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
24/739 en 24/740
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 februari 2025 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van hoger beroep van [naam 1] tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De zaak betreft de weigering van kennisneming van bepaalde vertrouwelijke informatie die door de AFM is ingediend. De rechter-commissaris heeft op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de belangen van de betrokken partijen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen over relevante informatie beschikken voor hun procesvoering, anderzijds het belang van vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de gevraagde beperking van kennisneming gerechtvaardigd is, omdat kennisneming van de vertrouwelijke gegevens door de andere partij onevenredig nadeel kan veroorzaken. De AFM heeft gewichtige redenen aangevoerd voor de geheimhouding, waaronder het belang van het verkrijgen van vertrouwelijke informatie voor de uitoefening van haar taken. De rechter-commissaris heeft [naam 1] verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemt met de geheimhouding, zodat het College op basis van de vertrouwelijke stukken uitspraak kan doen. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk rondom geheimhouding in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 24/739 en 24/740
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de hoger beroepen van

[naam 1] AG, te [plaats 1] ( [land] ), ( [naam 1] )

(gemachtigden: mr. G.P. Roth en mr. M. Kuilman),
en

Stichting Autoriteit Financiële Markten, (AFM)

(gemachtigden: mr. C. de Rond en mr. W.J. Poot).
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2024, kenmerk ROT 22/3994 en 23/308, in het geding tussen
[naam 1]
en
AFM.

Procesverloop

[naam 1] en AFM hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 12 juli 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:6458).
AFM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken ingezonden en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft delen van de volgende stukken:
- bijlage 1 E-mailcorrespondentie tussen een toezichthouder van de AFM en een medewerker van de FIU inzake het aantal door [naam 2] gedane meldingen (4 januari 2020)
- bijlage 2 Halfjaarrapportage FIU beleggingsondernemingen (periode: 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019);
- bijlage 3 E-mailcorrespondentie tussen een toezichthouder van de AFM en een medewerker van de FIU inzake het aantal door [naam 2] gedane meldingen (4 juli 2020);
- bijlage 4 Halfjaarrapportage FIU beleggingsondernemingen (periode: 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2020);
- bijlage 5 E-mailcorrespondentie tussen een toezichthouder van de AFM en een medewerker van de FIU inzake het aantal door [naam 2] gedane meldingen (7 december 2020 tot en met 1 februari 2021).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. Bij deze beslissing moet de rechter-commissaris belangen tegen elkaar afwegen. Aan de ene kant speelt hierbij het belang dat partijen beschikken over dezelfde voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Aan de andere kant kan kennisneming van bepaalde gegevens door de ene partij het belang van een of meer andere partijen onevenredig schaden, terwijl AFM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
3. AFM meent dat gewichtige redenen zich verzetten tegen kennisneming van de in de vertrouwelijke versie van de hiervoor genoemde stukken weggelakte namen van (rechts)personen, telefoonnummers en e-mailadressen.
4. In de brief van 24 januari 2025 heeft [naam 1] aangegeven dat het verzoek van AFM gehonoreerd kan worden.
5. De rechter-commissaris oordeelt dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de bijlagen 1 tot en met 5 gerechtvaardigd is. De bijlagen 1, 3 en 5 betreffen e-mailcorrespondentie en bevatten persoonsgegevens van een medewerker van de FIU (Financial Intelligence Unit Nederland) en van toezichthouders van AFM. Bijlagen 2 en 4 betreffen de halfjaarrapportages van de FIU over beleggingsondernemingen. Dit zijn automatisch gegeneerde bestanden met een vast format die zien op een bepaalde sector, in dit geval beleggingsondernemingen. In deze rapportage is een overzicht opgenomen over welke meldingen door de desbetreffende beleggingsondernemingen zijn gedaan bij de FIU. Deze stukken bevatten namen van rechtspersonen anders dan [naam 2] B.V. (de voorganger van [naam 1] ). Deze persoonsgegevens en namen van rechtspersonen moeten vertrouwelijk blijven, omdat kennisneming van deze informatie door alle partijen tot een onevenredig nadeel voor betrokkenen zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Voor deze gegevens weegt de rechter-commissaris ook mee het belang van AFM om ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft en dat [naam 1] niet in haar procesvoering wordt geschaad als zij niet weet wie de contactpersonen van FIU en AFM zijn. Daarnaast kwalificeren deze namen als toezichtsvertrouwelijke informatie als bedoeld in artikel 22 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
6. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. [naam 1] wordt verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de bijlagen 1 tot en met 5, voor zover zij deze stukken niet kent, uitspraak doet op het hoger beroep.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat de gevraagde beperking van de kennisneming van (delen van) de bijlagen 1 tot en met 5 gerechtvaardigd is;
- verzoekt [naam 1] om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de bijlagen 1 tot en met 5 uitspraak doet op het hoger beroep, voor zover zij deze stukken niet kent.
Aldus genomen door mr. S.C. Stuldreher, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van mr. C.S. de Waal als griffier, op 18 februari 2025.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. C.S. de Waal