ECLI:NL:CBB:2024:935
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak accountantskamer over integriteitsklacht accountant
In deze zaak heeft [naam 1] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 1 mei 2023, waarin zijn klacht tegen accountant [naam 2] ongegrond werd verklaard. De klacht betrof de vermeende schending van het integriteitsbeginsel door [naam 2], die volgens [naam 1] de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst tussen hem en de Erasmus Universiteit ontkende. De accountantskamer oordeelde dat [naam 2] een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt had ingenomen en dat er geen tuchtrechtelijk verwijt aan hem te maken viel. In hoger beroep betwistte [naam 1] dit oordeel en stelde hij dat [naam 2] bewust onjuist had gehandeld en dat er sprake was van een procedurefout van de accountantskamer.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft de argumenten van [naam 1] beoordeeld. Het College concludeerde dat [naam 1] niet aannemelijk had gemaakt dat [naam 2] in strijd met de gedragsregels had gehandeld. Ook de gestelde procedurefout werd niet onderbouwd. Het College oordeelde dat de accountantskamer terecht had geoordeeld dat [naam 2] een verdedigbaar standpunt had ingenomen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. Het hoger beroep van [naam 1] werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de accountantskamer bleef in stand.