Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2024 op het hoger beroep van:
[naam 1] B.V. te [plaats] ( [naam 1] )
(gemachtigde: F.G.J. Bergs)
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
[naam 4] B.V. ( [naam 4] ), en [naam 5]
[naam 5] B.V. ( [naam 5] ) vervoeren mest voor [naam 3] . Daarvoor worden mestverwerkingsovereenkomsten gesloten, in de vorm van een driepartijenovereenkomst (DPO) tussen [naam 3] , de vervoerder en de landbouwer. In deze DPO wordt [naam 3] als bewerker/intermediair aangeduid en de vervoerder als verwerker.
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
17 augustus 2018 opgenomen van F.G.J. Bergs, [naam 1] en [naam 5] respectievelijk [naam 4] aan [naam 3] waarin staat dat de betreffende DPO’s in oktober 2017 abusievelijk door [naam 1] als verwerker zijn afgetekend, terwijl dit door respectievelijk [naam 5] en [naam 4] had moeten gebeuren. [naam 1] heeft bij de rechtbank overzichten overgelegd van de mesttransporten uit het digitale dossier van [naam 3] waarin de transporten zijn opgenomen die [naam 5] en [naam 4] in augustus en september 2017 voor [naam 3] hebben uitgevoerd. Daarnaast heeft [naam 1] in hoger beroep een overzicht verstrekt van de vervoerders/verwerkers die in 2017 voor [naam 3] de meeste mest exporteerden. Uit deze stukken tezamen blijkt voldoende duidelijk dat [naam 5] en [naam 4] voor [naam 3] in 2017 meer kilogrammen fosfaat hebben verwerkt (7.441 respectievelijk 4.829 kg) dan waarvoor zij DPO’s zijn aangegaan (3.480 kg respectievelijk 0 kg). In het digitale dossier staat bij deze transporten telkens de opmerkingscode 12 vermeld, wat betekent dat de betreffende mest is verwerkt door export naar Duitsland.
€ 624,-
,1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij de rechtbank, 1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij het College, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- herroept het boetebesluit voor zover daarbij aan [naam 1] een boete van € 28.828,- is opgelegd en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- draagt de minister op het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 895,- (€ 354,- + € 541,-) aan [naam 1] te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 4.748,-.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.