ECLI:NL:CBB:2024:866

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
23/728 en 23/729
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Correcties van SDE-subsidie voor covergistingsinstallaties van dierlijke mest en de toepassing van correctiebedragen uit de Regeling vaststelling definitieve correcties duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 december 2024, worden de beroepen van Duurzaam Landleven Bernheze B.V. (DLB) tegen de besluiten van de minister van Klimaat en Groene Groei inzake de correctiebedragen voor SDE-subsidies behandeld. DLB had bezwaar gemaakt tegen de bijstellingsbesluiten die de subsidie voor twee projecten, die betrekking hebben op covergistingsinstallaties van dierlijke mest, met aanzienlijke bedragen hadden verlaagd. De minister had de correctiebedragen vastgesteld op basis van de Regeling vaststelling definitieve correcties duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021, waarbij de correctiebedragen niet in strijd zouden zijn met het evenredigheidsbeginsel. DLB betoogde dat de correctiebedragen onterecht waren vastgesteld en dat deze in strijd waren met de beginselen van evenredigheid en zorgvuldigheid, omdat de bijstellingen niet rekening hielden met de werkelijke kosten en opbrengsten van de geproduceerde energie. De minister verdedigde zijn besluiten door te stellen dat de correctiebedragen noodzakelijk waren om de onrendabele top te subsidiëren en dat de berekeningen zorgvuldig waren uitgevoerd. Het College oordeelde dat de correctiebedragen niet onverbindend verklaard hoefden te worden en dat de minister zijn bevoegdheid correct had uitgeoefend. De beroepen van DLB werden ongegrond verklaard, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/728 en 23/729

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2024 in de zaken tussen

Duurzaam Landleven Bernheze B.V., te Heeswijk-Dinther (DLB)

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie)
en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigden: mr. M. Wullink en ing. A.J. Hoogeveen)

Procesverloop

23/729
Met het besluit van 22 augustus 2022 (bijstellingsbesluit I) heeft de minister de op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (Besluit SDE) aan DLB verleende subsidie voor project 1 voor de periode oktober 2017 tot en met december 2021 bijgesteld met een correctiebedrag van € -241.769,-.
Met het besluit van 25 januari 2023 (bestreden besluit I) heeft de minister het bezwaar tegen het bijstellingsbesluit I over het correctiebedrag 2021 ongegrond verklaard.
DLB heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
23/728
Met het besluit van 23 september 2022 (bijstellingsbesluit II) heeft de minister de op grond van het Besluit SDE aan DLB verleende subsidie voor het project 2 voor de periode augustus 2016 tot en met december 2021 bijgesteld met een correctiebedrag van € -154.492,60.
Met het besluit van 25 januari 2023 (bestreden besluit II) heeft de minister het bezwaar tegen het bijstellingsbesluit II over het correctiebedrag 2021 ongegrond verklaard.
DLB heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 3 oktober 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] , namens DLB, de gemachtigde van DLB en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1.1
DLB is opgericht op initiatief van een groep veehouders die mest verantwoord willen afzetten. DLB is eigenaar van covergistingsinstallaties van dierlijke mest die zowel elektriciteit als warmte opwekken. Zowel over de geproduceerde elektriciteit als over de geproduceerde warmte is op grond van het Besluit SDE subsidie toegekend in de zaken 23/728 en 23/729.
1.2
Het recht op SDE-subsidie in een bepaald jaar is afhankelijk van de hoeveelheid duurzaam opgewekte energie in dat jaar en het in dat jaar geldende subsidietarief. Het subsidietarief wordt berekend door een correctiebedrag in mindering te brengen op het
SDE-basisbedrag. Het correctiebedrag wordt door de minister bepaald op basis van de energieprijs en wordt jaarlijks achteraf vastgesteld. De SDE-subsidie werkt met maandelijkse voorschotten, omdat de exploitatie van een productie-installatie niet rendabel is als de subsidie pas na afloop van de subsidieperiode zou worden uitbetaald. Om te voorkomen dat meer aan voorschotten wordt uitbetaald dan er recht op subsidie bestaat en de
subsidie-ontvanger pas aan het einde van de subsidieperiode met een groot bedrag aan terugvordering wordt geconfronteerd, worden de toegekende SDE-subsidies aan de hand van de achteraf bepaalde marktprijzen van energie en warmte jaarlijks bijgesteld.
1.3.1
De voorlopige correctiebedragen voor 2021 zijn bepaald in de Regeling vaststelling voorschotverlening duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 (Regeling voorschotverlening). De definitieve correctiebedragen voor 2021 zijn opgenomen in de Regeling vaststelling definitieve correcties duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 (Regeling definitieve correcties).
1.3.2
Op grond van artikel 6 van de Regeling voorschotverlening is het voorlopige correctiebedrag van de biomassa-installatie voor 2021, onder de categorie productie-installatie vergisting en covergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking, zoals bedoeld in artikel 80, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 (Aanwijzingsregeling 2013): € 0,0338 per kWh. Op grond van
artikel 7 van de Regeling definitieve correcties is het definitieve correctiebedrag van deze categorie productie-installatie voor 2021: € 0,0665 per kWh.
1.3.3
Op grond van artikel 6 van de Regeling voorschotverlening is het voorlopige correctiebedrag van de biomassa-installatie voor 2021, onder de categorie productie-installatie verlengde levensduur vergisting en covergisting van dierlijke mest (WKK), zoals bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2016 (Aanwijzingsregeling 2016): € 0,030 per kWh. Op grond van artikel 7 van de Regeling definitieve correcties is het definitieve correctiebedrag van deze categorie productie-installatie voor 2021: € 0,069 per kWh.
De zaak 23/729 over project 1 (aanvraag voor categorie verlengde levensduur vergisting en covergisting van dierlijke mest (WKK))
1.4.1
Op 30 maart 2016 heeft DLB voor project 1 SDE-subsidie aangevraagd voor de categorie Biomassa in fase 2, zoals bedoeld in de Aanwijzingsregeling 2013. Met het besluit van 24 juni 2016 heeft de minister subsidie verleend voor deze categorie. Op 22 december 2020 heeft de minister een voorschot verleend voor het kalenderjaar 2021.
1.4.2
Met de brief van 17 februari 2022 heeft de minister aangekondigd dat hij het subsidiebedrag voor project 1 voor 2021 zal bijstellen en heeft de minister DLB geïnformeerd over de hogere correctiebedragen voor 2021 vanwege de gestegen elektriciteitsprijzen.
1.4.3
Met het bijstellingsbesluit I heeft de minister de subsidie voor project 1 voor 2021 bijgesteld met een correctiebedrag van € -241.769,-.
1.4.4
Met het bestreden besluit I heeft de minister het bezwaar tegen het bijstellingsbesluit I ongegrond verklaard. Daarin heeft de minister toegelicht dat hij bij de berekening van de bijstelling voor 2021 is uitgegaan van het definitieve correctiebedrag € 0,069 per kWh, dat is opgenomen in artikel 7 van de Regeling definitieve correcties voor deze categorie.
De zaak 23/728 over project 2 (aanvraag voor categorie vergisting en covergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking)
1.5.1
Op 19 december 2013 heeft DLB voor project 2 SDE-subsidie aangevraagd voor de categorie Biomassa in fase 6, zoals bedoeld in de Aanwijzingsregeling 2013. Met het besluit van 24 april 2014 heeft de minister subsidie verleend voor deze categorie. Op 21 december 2020 heeft de minister een voorschot verleend voor 2021.
1.5.2
Met de brief van 20 september 2021 heeft de minister DLB geïnformeerd over de hogere correctiebedragen voor 2021 vanwege de gestegen elektriciteitsprijzen. Met de brief van 17 februari 2022 heeft de minister aangekondigd dat hij het subsidiebedrag voor project 2 voor 2021 zal bijstellen.
1.5.3
Met het bijstellingsbesluit II heeft de minister de subsidie voor project 2 voor 2021 bijgesteld met een correctiebedrag van € -154.492,60.
1.5.4
Met het bestreden besluit II heeft de minister het bezwaar tegen het bijstellingsbesluit II over het correctiebedrag 2021 ongegrond verklaard. Daarin heeft de minister toegelicht dat hij bij de berekening van de bijstelling voor 2021 is uitgegaan van het definitieve correctiebedrag € 0,0665 per kWh, dat is opgenomen in artikel 7 van de Regeling definitieve correcties voor deze categorie.
1.6
In de bestreden besluiten heeft de minister uiteengezet dat en waarom zijn berekening van de bijstellingen juist is. Dat het verschil tussen kostprijs en marktprijs voor DLB veel hoger is dan de toegekende subsidie komt voor haar rekening en risico. De correctiebedragen zijn namelijk niet toegespitst op haar eigen kosten en opbrengsten, maar afhankelijk van de marktprijs. Op verzoek van de minister, en in samenwerking met de Nederlandse organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PLB) de definitieve correctie bedragen voor 2021 voor alle aanwijzingsregelingen van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) en Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE(K)) vanaf 2008 berekend. Zoals vastgesteld in het Besluit SDE worden deze bedragen bepaald aan de hand van de geobserveerde marktprijzen van verschillende handelsproducten (zoals gasprijs, elektriciteitsprijs, CO2-emissierechten en Garanties van Oorsprong) over heel 2021, waarop voor verschillende categorieën verrekenfactoren van toepassing zijn voor bijvoorbeeld profiel- en onbalanskosten, warmtekrachtverhouding en belastingen. De definitieve correctiebedragen voor 2021 zijn opgenomen in artikel 7 van de Regeling definitieve correcties.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van DLB
3.1
DLB betoogt dat de voor deze zaken toegepaste correctiebedragen uit de Regeling definitieve correcties onverbindend moeten worden verklaard of, in haar geval, buiten toepassing moeten worden gelaten vanwege strijd met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Zij voert daartoe aan dat de bijstellingen voor het grootste gedeelte voortvloeien uit de correctie over 2021. Vanwege de gestegen energieprijzen aan het eind van 2021 is de bijstelling voor 2021 vele malen hoger dan voorheen. De energieprijs was echter hoger door de gestegen elektriciteitsprijs, maar niet door de warmteprijs, die in 2021 zelfs was gedaald. Dit onderscheid tussen enerzijds de prijs voor elektriciteit en anderzijds de prijs voor warmte komt niet terug in de toegepaste correctiebedragen, terwijl DLB in 2021 een combinatie van elektriciteit en warmte heeft geproduceerd, met een 50/50-verhouding. Door bij de correctie geen onderscheid te maken tussen het bedrag voor warmte en elektriciteit, leiden de bijstellingen tot een uitkomst die niet overeenkomt met de feitelijke situatie. In verhouding tot de daadwerkelijke opbrengst van warmte zijn de SDE-subsidies te veel (negatief) bijgesteld. Dit is ook in strijd met het doel van de SDE-subsidie om de opwekking van duurzame energie te stimuleren door de energietransitie haalbaar en betaalbaar te houden. Dit doel wordt bewerkstelligd door het subsidiebedrag te corrigeren als de gerealiseerde opbrengst hoger is dan verwacht, zodat het verschil tussen de kostprijs en de opbrengst in balans blijven. De toepassing voor elektriciteit en warmte van dezelfde correctiebedragen is niet evenwichtig. De Regeling definitieve correcties is op dit punt in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Bovendien leidt de toepassing van de correctiebedragen in het geval van DLB tot een onevenredige uitkomst.
3.2
Verder voert DLB aan dat de bestreden besluiten ook in strijd zijn met de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (Algemene uitvoeringsregeling). Op grond van artikel 8 van de Algemene uitvoeringsregeling worden de voorschotten binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar bijgesteld. De minister heeft niet voldaan aan deze termijn.
Standpunt van de minister
4.1.1
De minister stelt zich op het standpunt dat de bepalingen over de correctiebedragen in de Regeling definitieve correcties niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel en/of het zorgvuldigheidsbeginsel.
4.1.2
De minister licht allereerst toe dat aanvragers subsidie ontvangen tijdens de periode dat zij de installatie in gebruik hebben (de exploitatieperiode). De hoogte van deze subsidie hangt af van de werkelijke hoeveelheid hernieuwbare energie die is opgewekt. De minister subsidieert alleen de onrendabele top, dat wil zeggen het verschil tussen de kostprijs van de techniek (het zogenaamde basisbedrag of fasebedrag) en de gemiddelde marktvergoeding voor de opgewekte energie. De daadwerkelijke subsidievergoeding is het verschil tussen het fasebedrag en het definitieve correctiebedrag. Het fasebedrag in een bepaald jaar is afhankelijk van de kosten, die gemoeid gaan met het opwekken van energie met een bepaalde techniek (de categorie). Zodra de subsidie is goedgekeurd, staat het fasebedrag vast voor de looptijd van de subsidie. Het correctiebedrag is gebaseerd op de actuele elektriciteits- en gasprijzen. Stijgen de elektriciteits- en gasprijzen, dan besparen de subsidieontvangers meer geld met vermeden inkoop of hebben zij meer marktinkomsten met de installatie. De overheid hoeft dan dus minder bij te dragen vanuit de subsidiebegroting om een businesscase rendabel te maken. Daarom stijgt bij een prijsstijging van elektriciteit en/of gas ook het correctiebedrag en daalt bijgevolg het uitgekeerde subsidiebedrag. Het correctiebedrag wordt dus zo aangepast, dat alleen de onrendabele top wordt gesubsidieerd.
4.1.3
Het PBL heeft de definitieve correctiebedragen voor 2021 berekend. De berekeningen daarvan zijn gepubliceerd in haar notitie ‘Definitieve Correctiebedragen 2021 in het kader van de SDE++- en SCE-regelingen’ (PBL-notitie (https://www.pbl.nl/publicaties/definitieve-correctiebedragen-2021)). De correctiebedragen worden als volgt berekend: (correctiebedrag elektriciteit + correctiebedrag warmte x warmtekrachtverhouding) / (1+ warmtekrachtverhouding). Uit de PBL-notitie volgt dat het correctiebedrag warmte en de warmtekrachtverhouding belangrijke parameters zijn bij de berekening van de correctiebedragen voor 2021. Omdat er geen directe marktindex is voor de prijs van warmte, wordt in de berekening van de correctiebedragen voor warmte de representatieve prijs van warmte afgeleid van gas. Daarnaast worden voor warmte meerdere correctiebedragen gehanteerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen kleine, middelkleine, middelgrote en grote installaties. Voor WKK categorieën wordt het correctiebedrag berekend op basis van een gecombineerd correctiebedrag voor warmte en elektriciteit. Het correctiebedrag is dus mede gebaseerd op de marktprijs van warmte, via de zogenaamde year-aheadmarktprijs voor gas. De keuze voor deze koppeling aan de gemiddelde kosten bij het gebruik van aardgas, is gelegen in het feit dat het overgrote deel van de Nederlandse bedrijven gebruik maakt van aardgas voor zijn warmtevoorziening. De andere parameter, de warmtekrachtverhouding, bepaalt hoe zwaar elektriciteit meetelt in het samengestelde correctiebedrag en hoe zwaar warmte daarin meetelt. Dit is afhankelijk van de categorie productie-installatie binnen de SDE. Voor de categorie verlengde levensduur vergisting en covergisting dierlijke mest (WKK) is deze parameter 0,58. Voor de categorie vergisting en covergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking is deze parameter 0,65. De bijstellingen zijn op zorgvuldige wijze berekend met een uitgebreide toelichting in de bestreden besluiten. Tot slot zet de minister uiteen dat en waarom de bijstellingen geschikt en noodzakelijk zijn om het doel van het Besluit-SDE en de Regeling definitieve correcties te bewerkstelligen en dat de bijstellingen ook evenwichtig zijn.
4.2
De termijn van zes maanden in artikel 8 van de Algemene uitvoeringsregeling is een termijn van orde. Deze bepaling heeft tot doel te voorkomen dat bij de vaststelling van de SDE-subsidie aan het eind van de subsidieperiode, grote bedragen moeten worden teruggevorderd. In dat kader acht de minister zich bevoegd om de voorschotten (nog) bij te stellen, ook al zijn deze reeds zes maanden verstreken.
Beoordeling door het College
Inleiding
5.1
Het College dient de vraag te beantwoorden of artikel 7 van de Regeling definitieve correcties, voor zover daarin de voor deze zaken relevante definitieve correctiebedragen zijn bepaald, in strijd is met het evenredigheids- en/of het zorgvuldigheidsbeginsel en om die reden onverbindend moet worden verklaard of in het geval van DLB buiten toepassing moet worden gelaten. Voor het toetsingskader bij exceptieve en rechtstreekse toetsing aan die beginselen verwijst het College naar de uitspraak van de grote kamer van het College van 26 maart 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:190; de uitspraak van 26 maart 2024).
Exceptieve toetsing
5.2
De bevoegdheid van de minister om de SDE-subsidies jaarlijks te corrigeren met de definitieve correctiebedragen is opgenomen in artikel 47, eerste lid, van het besluit SDE, in samenhang met artikel 7 van de Regeling definitieve correcties. Het betreft een gebonden bevoegdheid en de Regeling definitieve correcties, waarin de correctiebedragen zijn bepaald, is een algemeen verbindend voorschrift. Op de zitting heeft DLB toegelicht dat haar betoog (alleen) ziet op een exceptieve toetsing van de voor deze zaken relevante correctiebedragen uit artikel 7 van de Regeling definitieve correcties. Voor exceptieve toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van een gebonden bevoegdheid in een algemeen verbindend voorschrift gaat het om de geschiktheid, noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van het voorschrift als zodanig (onder 6.6 van de uitspraak van 26 maart 2024).
5.3
Uit de toelichting bij het Besluit SDE blijkt dat het doel van de SDE-subsidie is om duurzame opwekking op kosteneffectieve wijze te bevorderen en dat de subsidie dient ter overbrugging van de rendabele top, zodat onder de werking van de subsidie vallende projecten haalbaar worden gemaakt (Stb. 2007, 410, blz. 28). In de toelichting bij de Regeling definitieve correcties wordt dit doel van het Besluit SDE herhaald (namelijk productie van hernieuwbare energie en andere broeikasgasreducerende maatregelen stimuleren door het verschil te subsidiëren tussen de gemiddelde kostprijs en de gemiddelde marktwaarde) en wordt daarnaast toegelicht dat de jaarlijkse berekening van de correctiebedragen ertoe dient om de ontwikkeling van de marktwaarde mee te nemen in de hoogte van de subsidie (Stcrt. 2022, 9704, blz. 33).
5.4.1
In wat DLB aanvoert ziet het College geen aanknopingspunten voor de conclusie dat artikel 7 van de Regeling definitieve correcties, voor zover daarin de voor deze zaken relevante definitieve correctiebedragen zijn bepaald, wegens strijd met het evenredigheids- en/of zorgvuldigheidsbeginsel onverbindend moet worden verklaard of buiten toepassing moet worden gelaten.
5.4.2
De minister heeft duidelijk gemaakt op welke wijze de definitieve correctiebedragen zijn berekend en dat bij de berekening daarvan het correctiebedrag warmte en de warmtekrachtverhouding belangrijke parameters zijn. Hij heeft toegelicht dat, zoals ook volgt uit de toelichting bij het Besluit van 18 november 2011, houdende wijziging van het Besluit SDE (Stb. 2011, 548, blz. 20), voor de prijs van warmte wordt aangesloten bij de gasprijs, omdat een handelsplatform voor warmte en daarmee een voor aanvragers en overheid transparante prijsstelling voor warmte ontbreekt. In aanmerking genomen dat, zoals ook is toegelicht, Nederlandse bedrijven zonder duurzame opwekking doorgaans met behulp van aardgas in hun warmtebehoefte voorzien, acht het College de keuze van de regelgever om voor de prijs van warmte aan te sluiten bij de gemiddelde gasprijs, begrijpelijk en niet onjuist. Zoals de minister verder heeft toegelicht en anders dan DLB aanvoert, heeft de regelgever bij de berekening van de definitieve correctiebedragen wel degelijk gerekend met andere waarden dan (alleen) de elektriciteitsprijs en is aldus rekening gehouden met de omstandigheid dat de productie-installatie van DLB zowel elektriciteit als warmte levert.
5.4.3
Naar het oordeel van het College zijn de in artikel 7 van de Regeling definitieve correcties bepaalde correctiebedragen geschikt en noodzakelijk om te bewerkstelligen dat alleen het verschil tussen de gemiddelde kostprijs en de gemiddelde marktwaarde (de onrendabele top) wordt gesubsidieerd. Tot slot zijn de correctiebedragen ook evenwichtig. Dat de minister bij de correctieberekening voor warmte niet uitgaat van de daadwerkelijk gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten van de subsidie-ontvanger, maakt de in artikel 7 van de Regeling definitieve correcties bepaalde correctiebedragen nog niet onevenwichtig. Het doel van de Regeling definitieve correcties is om de ontwikkeling van de marktwaarde mee te nemen in de hoogte van de subsidie en daarbij wordt niet gekeken naar de door de subsidie-ontvanger gerealiseerde warmteopbrengst. Een jaarlijkse bijstelling is bovendien evenwichtiger dan een eventuele grote terugvordering aan het einde van de subsidieperiode.
Rechtstreekse (contra legem) toetsing
5.5
Vervolgens moet worden beoordeeld of de toepassing van de voor deze zaken relevante correctiebedragen uit artikel 7 van de Regeling definitieve correcties voor DLB zozeer in strijd is met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven (onder 8.2 van de uitspraak van 26 maart 2024). Naar het oordeel van het College zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat die toepassing in het geval van DLB tot een onevenredige uitkomst leiden. Het enkele feit dat DLB zowel warmte als elektriciteit produceert, is daarvoor niet voldoende. Dat de correctiebedragen in 2021 hoger zijn uitgevallen door hoge elektriciteitsprijzen is geen bijzondere omstandigheid waardoor de bijstellingen onredelijk bezwarend zijn. In dat verband is van belang dat het feit dat het verschil tussen de kostprijs en marktprijs voor DLB groter is dan de toegekende subsidie een risico is dat voor haar rekening komt. De Regeling is er niet voor bedoeld om te compenseren voor tegenvallende resultaten, maar enkel om een onrendabele top te subsidiëren. Dat wordt nu juist bereikt door de correcties, ook al sluiten de correctiebedragen niet geheel aan op de daadwerkelijke gerealiseerde opbrengsten. DLB heeft verder geen bijzondere omstandigheden aangevoerd.
Overschrijding termijn
6 Over het betoog van DLB dat de minister de termijn van zes maanden uit artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene uitvoeringsregeling heeft overschreden, volgt het College de minister in zijn standpunt dat het een termijn van orde betreft. De overschrijding van die termijn vormt geen grond voor vernietiging van de bestreden besluiten.
Slotsom
7 De beroepen zijn ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. M.J. Jacobs en mr. C.C.W. Lange, in aanwezigheid van mr. L. ten Hove, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 december 2024.
w.g. A. Venekamp w.g. L. ten Hove

Bijlage

Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (besluit SDE)
§ 5. Subsidie voor hernieuwbare warmte en gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte
§ 5.1. Algemeen
Artikel 42
Bij regeling van Onze Minister kunnen categorieën productie-installaties die hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte produceren worden aangewezen waarvoor subsidie kan worden verleend.
§ 5.2. Subsidie volgorde binnenkomst
(…)
Artikel 47
1. Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het fasebedrag of basisbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:
(…)
c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van warmte of warmte en elektriciteit en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.
(…)
4. Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 45 verschillende basisenergieprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld.
(…)
Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie (Algemene uitvoeringsregeling)
§ 4. Voorschotten
Artikel 8
1. De Minister stelt een voorschot binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar bij aan de hand van:
(…)
b. de voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde correcties op grond van artikelen 14, vierde lid, 22, vierde lid, 31, vierde lid, 39, vierde lid, 47, vierde lid, 54, vierde lid, 55i, derde lid en 55p, derde lid van het besluit,
Regeling vaststelling voorschotverlening duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 (Regeling voorschotverlening)
§ 4. Correctiebedragen hernieuwbare warmte en gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte
Artikel 6
De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie, bedoeld in het in de eerste kolom genoemde artikel, worden voor 2021, voor de regelingen t/m voorjaar 2020, als volgt vastgesteld: voor wat betreft de elektriciteits- of energieprijs, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van het besluit het in de derde kolom genoemde bedrag en voor wat betreft de correcties, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdelen b en c, het in de vierde kolom genoemde bedrag. Vanaf de regeling najaar 2020 worden de correcties op dezelfde manier vastgesteld, met het verschil dat de correctie, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel b, in de vierde kolom staat en de correctie, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c, in de vijfde kolom staat.
(…)
1
2
3
4
Artikel regeling 2013
Omschrijving categorie
Correctie op grond van art. 47, eerste lid, onderdeel a, van het besluit
Correctie op grond van art. 47, eerste lid, onderdelen b en c, van het besluit
(…)
Artikel 80, eerste lid, onderdelen c, d en e
(…)
Allesvergisting gecombineerde opwekking, vergisting en covergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking en vergisting van meer dan 95% dierlijke mest gecombineerde opwekking
(…)
€ 0,0338 per kWh
(…)
€ 0 per kWh
(…)
(…)
(…)
(…)
Artikel regeling voorjaar 2016
Omschrijving categorie
Correctie op grond van art. 14, eerste lid, onderdeel a, of art. 47, eerste lid, onderdeel a, van het besluit
Correctie op grond van art. 14, eerste lid, onderdelen b en c, of art. 47, eerste lid, onderdelen b en c, van het besluit
Artikel 44, eerste lid, onderdeel b
Verlengde levensduur vergisting en covergisting van dierlijke mest (WKK)
€ 0,030 per kWh
€ 0 per kWh
(…)
Regeling vaststelling definitieve correcties duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 (Regeling definitieve correcties)
(…)
§ 4. Correctiebedragen hernieuwbare warmte en gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte
Artikel 7
Voor regelingen tot en met voorjaar 2020 worden voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel de correcties op het basisbedrag voor subsidie voor 2021 vastgesteld:
  • a.voor de energieprijs, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van het besluit: op het bedrag dat is genoemd in de derde kolom;
  • b.voor de waarde van garanties van oorsprong, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel b, van het besluit: op € 0 per kWh;
  • c.voor andere correcties als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c, van het besluit: op € 0 per kWh.
(…)
1
2
3
Artikel regeling 2013
Omschrijving categorie
Definitieve correctie energieprijs 2021 in euro/kWh
(…)
Artikel 80, eerste lid, onderdelen c, d en e
(…)
Allesvergisting gecombineerde opwekking, vergisting en covergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking en vergisting van meer dan 95% dierlijke mest gecombineerde opwekking
(…)
0,0665
(…)
(…)
(…)
1
2
3
Artikel regeling voorjaar 2016
Omschrijving categorie
Definitieve correctie energieprijs 2021 in euro/kWh
(…)
Artikel 44, eerste lid, onderdeel b
(…)
Verlengde levensduur vergisting en covergisting van dierlijke mest (WKK)
(…)
0,069
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 (Aanwijzingsregeling 2013)
(…)
§ 5. Hernieuwbare warmte en gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte
(…)
§ 5.11. Biomassavergisting hernieuwbare warmte en/of hernieuwbare elektriciteit
Artikel 80
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door:
(…)
d. een productie-installatie waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest, waarbij ten minste de vergister nieuw is en waarbij het nominaal elektrisch vermogen ten minste 20% van de som van het nominale warmte en elektrisch vermogen bedraagt, of
(…)
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie voorjaar 2016 (Aanwijzingsregeling 2016)
(…)
§ 3.3. Hernieuwbare warmte en (gecombineerde) opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte
(…)
§ 3.3.9. Verlengde levensduur vergisting van biomassa gecombineerde opwekking
Artikel 44
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit, geproduceerd door een bestaande productie-installatie waarvoor op grond van de MEP of OV-MEP subsidie van meer dan € 0,– is ontvangen en waarvoor op het moment van aanvraag de subsidieperiode op grond van de MEP of OV-MEP ten minste 7 jaar daarvoor is aangevangen:
(…)
b. waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest en waarbij het nominaal elektrisch rendement ten minste 20% bedraagt.
(…)