Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V, te [plaats] ( [naam 1] )
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Standpunten van partijen
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Op de zitting is verder duidelijk geworden dat een ander middel, de zogenoemde “verlengde arm” waarmee een instrument wordt bedoeld waarmee een medewerker een dier dat uit de container valt kan oppakken als hij er met de hand niet bij kan, niet kan voorkomen dat dieren uit de container vallen en dus ook niet dat er een beknelling kan plaatsvinden.
Datzelfde geldt voor het bij de band plaatsen van een tweede man naast de kantelaar met container, wat inmiddels vaste procedure is bij [naam 1] en andere pluimveeslachterijen.
Overschrijding redelijke termijn
Conclusie
Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank van 10 september 2021;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het boetebesluit van 28 september 2018 ;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 4.097,-;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van in totaal € 893,- aan [naam 1] te vergoeden.
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan [naam 1] van een immateriële schadevergoeding van € 2.500,-.
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan [naam 1] .