ECLI:NL:CBB:2024:686
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep onderneming inzake subsidie COVID-19
In deze uitspraak oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat het beroep van de onderneming niet-ontvankelijk is, omdat de onderneming geen belang meer heeft bij een verdere beoordeling van het beroep. Dit betekent dat het College het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. De onderneming had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Economische Zaken, maar met een herzieningsbesluit is het bezwaar alsnog gegrond verklaard en is een hogere subsidie vastgesteld. De onderneming heeft aangegeven bereid te zijn het beroep in te trekken, mits de minister de proceskosten vergoedt. De minister heeft echter geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding, wat heeft geleid tot de uitspraak van het College.
Het College heeft vastgesteld dat de onderneming geen belang meer heeft bij een verdere beoordeling van het beroep, omdat zij zich kan verenigen met het herzieningsbesluit. Desondanks heeft het College besloten om de minister te veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten, omdat de minister pas laat in het proces tegemoet is gekomen aan de onderneming. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op € 875,- voor het indienen van het beroepschrift. Voor de kosten van de behandeling ter zitting is geen vergoeding toegekend, omdat de onderneming niet tijdig heeft gehandeld na ontvangst van het verweerschrift van de minister.
Daarnaast heeft het College de minister opgedragen om het betaalde griffierecht van € 365,- aan de onderneming te vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder (nadere) zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikte om tot een oordeel te komen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.