ECLI:NL:CBB:2024:664

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
AWB 23/868
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kosten verplaatsing aansluiting en verhoging periodieke aansluitvergoeding TenneT en AVEBE

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 oktober 2024, in de zaak tussen TenneT TSO B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), met als derde partij Coöperatie Koninklijke AVEBE U.A., staat de vraag centraal of TenneT kosten voor de verplaatsing van een aansluiting bij AVEBE in rekening mag brengen. De ACM had eerder geoordeeld dat de verplaatsing van de aansluiting van AVEBE naar een nieuw hoogspanningsstation niet kan worden aangemerkt als vervanging in de zin van de Tarievencode elektriciteit, omdat de verplaatsing niet met het doel van levensduurverlenging van de aansluiting is uitgevoerd. TenneT had de kosten voor de verplaatsing, geschat op € 2.200.000, bij AVEBE in rekening gebracht, maar de ACM verklaarde de klacht van AVEBE hierover gegrond. TenneT stelde dat de verplaatsing wel als vervanging moet worden gezien en dat zij de periodieke aansluitvergoeding (PAV) eenzijdig mag verhogen. Het College oordeelt dat de Tarievencode geen grondslag biedt voor het doorberekenen van deze kosten aan AVEBE, noch voor de verhoging van de PAV. De uitspraak benadrukt dat de kosten voor de verplaatsing van de aansluiting zijn veroorzaakt door TenneT en dat de levensduurverlenging van de aansluiting geen doel was van de werkzaamheden. Het beroep van TenneT wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/868

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 oktober 2024 in de zaak tussen

TenneT TSO B.V., te [woonplaats 1] (TenneT)

(gemachtigden: mr. A.A. Kleinhout en mr. J.E. de Geus)
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM)

(gemachtigden: mr. W.L.C. Kuks, mr. G.J.P. Leuverink en mr. H. Guillaume)
met als derde partij
Coöperatie Koninklijke AVEBE U.A., te [woonplaats 2] (AVEBE)
(gemachtigde: mr. M.R. het Lam)

Procesverloop

Met het besluit van 2 februari 2023 (het geschilbesluit) heeft de ACM op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (Elektriciteitswet) beslist in een geschil tussen TenneT en AVEBE, en de klacht van AVEBE deels gegrond verklaard.
TenneT heeft tegen het geschilbesluit beroep ingesteld.
De ACM heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 30 juli 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van partijen en daarnaast [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] namens TenneT en [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] namens AVEBE.

Overwegingen

Inleiding
1.1
AVEBE heeft in [woonplaats 2] een aardappelverwerkend bedrijf. Het bedrijf is met twee verbindingen aangesloten op het hoogspanningsnet. De verbinding waar het in deze procedure over gaat is een rechtstreekse enkelvoudige T-aftakking (aftakaansluiting) op het 110 kV-circuit op (hoogspannings)mast 184, een bovengrondse lijnverbinding tussen de 110 kV-transformator op het bedrijfsterrein van AVEBE en mast 184. De meeste onderdelen van de aansluiting dateren uit de periode 1995-1997.
1.2
TenneT, de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet, wil een nieuw 380/110 kV hoogspanningsstation (het station) realiseren op het bedrijventerrein Zuid-Groningen en mast 184 gebruiken voor het inlussen van het station op het hoogspanningsnet. De aansluiting van AVEBE op mast 184 kan daardoor niet in stand blijven. De aftakaansluiting op mast 184 is gerealiseerd op een technisch ongeschikt (maar voorlopig gedoogd) aansluitpunt en wordt vervangen door een aansluiting op het nieuwe station. TenneT heeft AVEBE bericht dat haar aansluiting verplaatst zal worden naar het station. De huidige knip (harde aftak) wordt vervangen door een nieuw 110 kV-veld op het station en de verbinding zal bestaan uit een ondergrondse kabelverbinding van het station naar de installatie van AVEBE. De verbinding wordt hiermee langer, maar het overdrachtspunt wijzigt niet. TenneT geeft aan de eenmalige kosten te dragen voor het aanpassen en het verlengen van de verbinding. De kosten voor realiseren van het nieuwe netaansluitpunt (een nieuw 110 kV-veld) op het station (geschat op € 2.200.000,-) brengt TenneT bij AVEBE in rekening en TenneT verhoogt na realisatie van de nieuwe aansluitverbinding de periodieke aansluitvergoeding (PAV) zonder vervangingsverplichting die AVEBE met TenneT is overeengekomen.
1.3
AVEBE is het hier niet mee eens en heeft bij de ACM een klacht ingediend. Zij vindt, voor zover nog van belang, dat TenneT de kosten voor het nieuwe veld niet bij haar in rekening mag brengen. Het gaat namelijk niet om vervanging vanwege slijtage, maar om (ambtshalve) wijziging. AVEBE verwijst in dit verband naar een door TenneT opgesteld onderhoudsrapport van 11 juli 2022 waarin de verwachte vervanging van deze aansluiting voor het jaar 2040 gepland staat. De aansluiting functioneert volgens AVEBE naar behoren. Voor het eenmalig in rekening brengen van deze kosten bestaat volgens AVEBE dan ook geen grondslag. Ook voert AVEBE aan dat TenneT de component beheer van de PAV niet mag verhogen vanwege de wijziging van de aansluiting. Zij heeft immers geen verzoek gedaan om wijziging van de aansluiting, zodat geen sprake is van tussen TenneT en haar overeengekomen investeringskosten. Uit artikel 2.3.5.2, onderdeel a, tweede volzin en artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode volgt dat de overeengekomen investeringskosten een bepalend uitgangspunt zijn voor het vaststellen van de component beheer in de PAV. TenneT moet volgens AVEBE dan ook uitgaan van de oorspronkelijk tussen TenneT en AVEBE overeengekomen investeringskosten. Dat is volgens AVEBE ook in lijn met de systematiek van de Tarievencode.
Het geschilbesluit
2.1
De ACM heeft met het geschilbesluit beoordeeld of TenneT heeft gehandeld in strijd met haar bevoegdheden op grond van de Elektriciteitswet, meer in het bijzonder artikel 16, eerste lid, aanhef en onder e, en artikel 23 en artikel 28, door
(i) eenzijdig te besluiten de aftakaansluiting van AVEBE te verplaatsen naar het station,
(ii) daarvoor (een deel van de) eenmalige kosten voor die verplaatsing bij AVEBE in rekening te brengen, en
(iii) bij AVEBE een hogere PAV in rekening te brengen voor het beheer van de aansluiting als gevolg van de verplaatsing.
De ACM heeft de klacht van AVEBE over (i) ongegrond verklaard en de klacht over (ii) en (iii) gegrond verklaard.
2.2
Volgens de ACM heeft TenneT voldoende onderbouwd dat het inlussen van het station op mast 184 en de daaruit voortvloeiende verplaatsing van de bestaande aftakaansluiting van AVEBE naar het station, gelet op de wettelijke taken van de netbeheerder, noodzakelijk en doelmatig is. TenneT heeft in zoverre volgens de ACM dan ook niet gehandeld in strijd met haar bevoegdheden. Dat betekent volgens de ACM nog niet dat TenneT (een deel van) de daarmee gemoeide kosten bij AVEBE in rekening kan brengen.
2.3
De ACM komt tot de conclusie dat TenneT (en niet AVEBE) de kosten moet dragen voor het nieuwe veld waarmee de knip wordt gerealiseerd. De Tarievencode kent geen aansluittarief voor een ambtshalve wijziging van de aansluiting. Van werkzaamheden met het oog op ‘instandhouding’ van de aansluiting als bedoeld in artikelen 2.3.5.1 en 2.3.5.5 van de Tarievencode is volgens de ACM ook geen sprake. TenneT heeft niet aannemelijk gemaakt dat realisatie van het nieuwe veld is aan te merken als ‘vervanging’ als bedoeld in artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode. De oorzaak van de verplaatsing van de bestaande aftakaansluiting naar het station en de realisatie van het veld is gelegen in de aanleg van het station. Dat de wijziging van de aansluiting de levensduur daarvan verlengt doet daaraan niet af, omdat dat niet het doel was van de wijziging.
2.4
Volgens de ACM is TenneT niet bevoegd om de PAV van AVEBE op basis van de voor de wijziging van de aansluiting te maken investeringskosten te verhogen. De Tarievencode voorziet namelijk niet in de mogelijkheid om de PAV aan te passen op basis van de investeringskosten die met een ambtshalve wijziging gemoeid zijn. In het geval van een ambtshalve wijziging is er geen sprake van tussen de netbeheerder en de aangeslotene overeengekomen investeringskosten.
Het beroep
3.1
Het beroep van TenneT richt zich tegen de gegrondverklaring van de tweede en derde klacht. In geschil is daarmee ten eerste of TenneT aan AVEBE een eenmalige bijdrage in rekening mag brengen voor de kosten van het nieuwe veld in de aansluiting van AVEBE. Het geschil spitst zich daarbij toe op de uitleg van het begrip ‘vervanging’ zoals gedefinieerd in artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode. Ten tweede is in geschil of TenneT eenzijdig de PAV voor het beheer van de aansluiting van AVEBE mag verhogen met het oog op de wijziging van de aansluiting.
3.2
TenneT stelt zich op het standpunt dat in principe alle kosten die zij als netbeheerder maakt voor een aansluiting voor rekening moeten komen van de aangeslotene. Zij betoogt dat het verplaatsen van de aansluiting van AVEBE is aan te merken als vervanging in de zin van artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode. De uitleg die de ACM aan deze bepaling geeft, verdraagt zich volgens TenneT niet met het doel en de systematiek van de Tarievencode en van de non-discriminatoire kostenverdeling over afnemers, en ook niet met het kostenveroorzakingsbeginsel van de Elektriciteitswet. Een ander oordeel zou bovendien de samenhang tussen een aansluiting en een veld miskennen.
3.3
TenneT stelt zich verder op het standpunt dat het vervangen van een aansluiting leidt tot het opnieuw vaststellen van (de component beheer van) de PAV van AVEBE en dat zij dus bevoegd is deze te verhogen. Indien het College oordeelt dat de Tarievencode geen ruimte biedt om de PAV in een geval als dit te wijzigen, zou deze volgens TenneT onverbindend moeten worden verklaard dan wel buiten toepassing moeten worden gelaten wegens strijd met het kostenveroorzakingsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel.
Wettelijk kader
4.1
De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4.2
Kort samengevat is in dit geval van belang dat voor het leveren van een aansluitdienst aan iedere aangeslotene een aansluittarief in rekening wordt gebracht (artikel 2.1.4 van de Tarievencode). Het aansluittarief dient ter bestrijding van de kosten die de netbeheerder maakt in verband met – voor zover hier van belang – het in stand houden van een verbinding, voor zover deze kosten geen deel uitmaken van de transportkosten (artikel 2.2.1 van de Tarievencode en artikel 28 van de Elektriciteitswet). Er kan aan een aangeslotene een PAV voor instandhouding van de aansluiting in rekening worden gebracht mét vervangingsverplichting, of zonder vervangingsverplichting (artikelen 2.3.5.1 en 2.3.5.2 van de Tarievencode). AVEBE heeft gekozen voor een PAV zonder vervangingsverplichting. Dat betekent dat TenneT alleen de kosten voor beheerswerkzaamheden periodiek in rekening brengt via de PAV en dat TenneT kosten voor werkzaamheden voor ‘vervanging’ apart in rekening brengt (artikel 2.3.5.2, aanhef en onder d, van de Tarievencode). In de tabel bij artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode is bepaald dat onder ‘vervanging’ wordt verstaan gehele en/of gedeeltelijke vervanging van de aansluiting met als doel levensduurverlenging van de aansluiting.
Beoordeling
Eenmalige aansluitvergoeding
5.1
Het College is met de ACM van oordeel dat de kosten voor het nieuwe veld in de aansluiting van AVEBE geen vervangingskosten betreffen in de zin van artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode.
5.2
Artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode definieert vervanging als: ‘gehele en/of gedeeltelijke vervanging van de aansluiting zoals benoemd in artikel 28, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 met als doel levensduurverlenging van de aansluiting’. Hieruit volgt dat, om werkzaamheden aan te kunnen merken als vervangingswerkzaamheden waarvoor een aansluitvergoeding in rekening mag worden gebracht aan een aangeslotene, deze moeten zijn uitgevoerd met het doel de levensduur van de aansluiting te verlengen. Daarvan is in dit geval geen sprake. AVEBE beschikt over een functionerende aftakaansluiting die (zoals blijkt uit het onderhoudsrapport van TenneT) nog niet aan vervanging toe was en het nieuwe veld heeft dan ook niet als doel de levensduur van de aansluiting te verlengen. De reden (het doel) van het nieuwe veld is gelegen in de noodzaak de gedoogde aansluiting met harde aftak bij mast 184 te verplaatsen naar het nieuwe station. Dat de aansluiting van AVEBE op het net van TenneT alleen kan worden gewaarborgd door in het nieuwe station een nieuw veld te realiseren, maakt dat niet anders. Levensduurverlenging van de aansluiting van AVEBE is weliswaar een (bijkomend) gevolg hiervan, maar is niet het doel van de werkzaamheden.
5.3
Dat de aanpassing van de aansluiting feitelijk tot effect heeft de levensduur van de aansluiting te verlengen leidt, anders dan TenneT heeft betoogd, niet tot een ander oordeel. Gelet op de definitie in artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode ontstaat voor TenneT geen bevoegdheid om een aansluitvergoeding in rekening te brengen als alleen het effect (en niet het doel) van de vervangingswerkzaamheden levensduurverlenging van de aansluiting is. De tekst van de bepaling is hierin duidelijk en laat geen ruimte voor een andere uitleg.
5.4
Voor zover TenneT aanvoert dat deze uitkomst zich niet verdraagt met het doel en de systematiek van de Tarievencode en evenmin met het kostenveroorzakingsbeginsel van de Elektriciteitswet, overweegt het College het volgende. In de Tarievencode is juist expliciet gekozen voor deze systematiek waarbij alleen in geval van een vervanging met levensduurverlenging als doel de kosten van de vervanging aan de aangeslotene in rekening mogen worden gebracht. Daarmee is niet te verenigen een systeem zoals TenneT voorstaat waarin de netbeheerder – tevens monopolist – bepaalt wanneer sprake is van een vervanging waarvoor een aangeslotene een aansluitvergoeding verschuldigd is. Ten aanzien van het kostenveroorzakingsbeginsel stelt het College vast dat, daargelaten waar het profijt van de vervanging ligt, de kosten gemoeid met de verplaatsing van de aansluiting van AVEBE in dit geval zijn veroorzaakt door TenneT met het verwijderen van de aftakaansluiting van AVEBE.
5.5
De stelling dat deze uitkomst in strijd is met het non-discriminatiebeginsel omdat het leidt tot een voordeligere behandeling van AVEBE ten opzichte van afnemers die wel voor een levensduurverlening moeten betalen, volgt het College niet. Voor alle aangeslotenen, zowel degenen die een PAV mét als degenen die een PAV zonder vervangingsverplichting hebben afgesloten, is voor de vraag of sprake is van vervangingskosten die aan hen ten laste kunnen worden gebracht artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode het uitgangspunt. Omdat in het geval van AVEBE geen sprake is van vervanging van de aansluiting met als doel levensduurverlenging, valt AVEBE niet onder 2.3.5.5 van de Tarievencode. Dit geval is dus niet gelijk aan de gevallen waarin afnemers op grond van die bepaling wel voor levensduurverlenging moeten betalen. Evenmin maakt de uitkomst het onderscheid tussen de PAV mét en de PAV zonder vervangingsverplichting betekenisloos, zoals TenneT betoogt. Indien werkzaamheden aan een aansluiting wel zijn aan te merken als vervanging in de zin van artikel 2.3.5.5 van de Tarievencode, zal TenneT aan een aangeslotene met een PAV zonder vervangingsverplichting (zoals AVEBE) namelijk wel eenmalige kosten in rekening kunnen brengen.
Verhoging beheercomponent PAV
6.1
Het College is verder van oordeel dat TenneT niet bevoegd is eenzijdig de component beheer van de PAV van AVEBE te verhogen vanwege de hogere beheerskosten van de vernieuwde aansluiting.
6.2
Anders dan TenneT aanvoert, biedt de Tarievencode in de artikelen 2.3.5.3 en 2.3.5.2, aanhef en onder a, daarvoor geen grondslag. Weliswaar is in artikel 2.3.5.3 van de Tarievencode bepaald dat de PAV bij wijziging van de aansluiting opnieuw wordt vastgesteld, maar daarbij is ook bepaald dat dat gebeurt op basis van de uitgangspunten die in artikel 2.3.5.2 van de Tarievencode zijn opgenomen. Daarin is onder a te lezen dat de PAV initieel wordt vastgesteld op basis van een door de netbeheerder vastgesteld percentage van de met de aangeslotenen overeengekomen investeringskosten. Daarbij geldt dus als uitgangspunt dat sprake moet zijn van tussen de netbeheerder en de aangeslotene overeengekomen investeringskosten. Gelet op dit uitgangspunt biedt de Tarievencode voor het eenzijdig bepalen van de investeringskosten en aan de hand daarvan verhogen van de PAV van AVEBE geen grondslag. Dat, zoals TenneT aangeeft, dan geen enkel verband meer bestaat tussen de kosten die destijds voor de aftakaansluiting zijn gemaakt en de kosten voor de aansluiting bij het nieuwe station, kan niet leiden tot een andere uitleg van de Tarievencode.
6.3
In de conclusie dat de tekst van de Tarievencode geen grond biedt om de PAV van de aangeslotene in een geval als dit te verhogen ziet het College geen aanleiding voor het onverbindend verklaren of buiten toepassing laten daarvan wegens strijd met het kostenveroorzakingsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel. De stelling van TenneT dat de hogere beheerskosten dan ongedekt blijven, is onjuist aangezien artikel 2.5.2.3, onderdeel a, van de Tarievencode voorziet in een omslagstelsel. Zoals het College onder 5.4 en 5.5 heeft overwogen ten aanzien van de eenmalige aansluitvergoeding, is ook ten aanzien van het ontbreken van de mogelijkheid om eenzijdig de PAV te verhogen geen sprake is van strijd met het kostenveroorzakingsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel.
Slotsom
7.1
Gezien de tekst van de Tarievencode en gelet op de uitleg daarvan aan de hand van de feitelijke omstandigheden van dit geval, komt het College tot de conclusie dat er in de Tarievencode geen grondslag is voor het in dit geval doorberekenen aan AVEBE van eenmalige kosten voor vervanging van het veld van haar aansluiting. Ook voor het eenzijdig verhogen van de beheerscomponent van de PAV van AVEBE bestaat in de Tarievencode geen grondslag. Het beroep van TenneT is daarom ongegrond.
7.2
De ACM hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. R.C. Stam en mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
w.g. J.H. de Wildt w.g. Y.R. Boonstra-van Herwijnen

Bijlage

Elektriciteitswet 1998
Artikel 16, eerste lid
De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied tot taak:
[…]
e. op de grondslag van artikel 23 derden te voorzien van een aansluiting op de netten;
[…]
Artikel 23
1. De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk. De netbeheerder verstrekt degene die om een aansluiting op het net verzoekt een gedetailleerde en volledige opgave van de uit te voeren werkzaamheden en de te berekenen kosten van de handelingen, onderscheiden in artikel 28, eerste lid.
2. In afwijking van het eerste lid voorziet de netbeheerder degene die daarom verzoekt, van een aansluiting op het door hem beheerde net die niet past bij de productiecapaciteit van de productie-installatie, indien;
a. die aansluiting volgens de netbeheerder geschikter is met het oog op de belasting van zijn net;
b. die aansluiting geen negatieve gevolgen heeft voor bestaande aansluitingen op zijn net;
c. de mogelijke aansluitcapaciteit in overeenstemming met de aanvrager is; en
d. de kosten niet hoger zijn dan de kosten van een aansluiting die past bij de productiecapaciteit van de productie-installatie.
3. De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.
4. Een aansluiting wordt door de netbeheerder gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Deze redelijk termijn is in ieder geval verstreken wanneer de gevraagde aansluiting niet is gerealiseerd binnen 18 weken nadat het verzoek om een aansluiting bij de netbeheerder in ingediend, indien het verzoek betreft:
a. een aansluiting tot 10 MVA;
b. een aansluiting voor een productie-installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit of een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, tenzij de netbeheerder niet in redelijkheid kan worden verweten dat hij de aansluiting niet binnen de genoemde termijn heeft gerealiseerd.
Artikel 28
1. Het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net heeft uitsluitend betrekking op:
a. het verbreken van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen,
b. het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden en
c. het tot stand brengen en in stand houden van een verbinding tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen.
2. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die door een netbeheerder wordt aangesloten op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.
3. De tarieven voor de aansluiting van de afnemers die producent zijn, zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot duurzame energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling.
Tarievencode elektriciteit
Artikel 2.1.2
De aansluitdienst omvat de werkzaamheden, genoemd in artikel 28 van de Elektriciteitswet 1998.
Artikel 2.1.4
Voor het leveren van de aansluitdienst wordt aan iedere aangeslotene het aansluittarief in rekening gebracht. In geval op verzoek van de aangeslotene meerdere verbindingen zijn aangelegd, wordt elke extra verbinding die geen deel uitmaakt van de standaardaansluiting als extra aansluiting beschouwd waarvoor het aansluittarief in rekening wordt gebracht. Voor verbindingen gerealiseerd voor 1 januari 2004 en voor aansluitingen groter dan 10 MVA of 1 MVA, indien de aangeslotene daar om verzocht heeft, zullen de instandhoudingskosten in geval van meerdere verbindingen in overleg tussen de netbeheerder en de aangeslotene tot stand komen.
Artikel 2.2.1
Het aansluittarief dient ter bestrijding van de kosten die de netbeheerder in verband met de onder 2.1.2 genoemde werkzaamheden maakt, en voor zover deze geen deel uitmaken van de transportkosten. Deze kosten zijn te onderscheiden in:
a. initiële investeringskosten;
b. kosten voor het in stand houden van de aansluiting.
Artikel 2.3.1
Het aansluittarief bestaat uit ten hoogste drie tariefdragers:
a. een eenmalige bijdrage op basis van de initiële investeringskosten. Hieronder wordt verstaan de specifiek voor de desbetreffende nieuwe aansluiting gedane investering, voor zover deze investering geen betrekking heeft op herbruikbare activa;
b. indien er sprake is van herbruikbare activa: een periodieke vergoeding ter dekking van de kapitaallasten van deze activa in Euro’s per maand of een andere tijdsperiode;
c. een periodieke vergoeding in Euro’s per maand ter dekking van de kosten voor het in stand houden van de aansluiting.
Artikel 2.3.5.1
Voor de instandhouding van de in 2.3.3a, onderdelen a en b, en 2.3.3b bedoelde aansluitingen verricht de netbeheerder de in de tabel in 2.3.5.5 genoemde (categorieën) werkzaamheden.
Artikel 2.3.5.2
De periodieke vergoeding voor de instandhouding van de in 2.3.3a, onderdelen a en b en 2.3.3b bedoelde aansluitingen wordt door de netbeheerder vastgesteld, waarbij de volgende uitgangspunten in acht worden genomen:
a. Voor de in de tabel in 2.3.5.5 onder ‘beheer’ genoemde werkzaamheden wordt uitgegaan van de kosten die aan het beheer van de in 2.3.3a, onderdelen a en b, en 2.3.3b bedoelde aansluitingen zijn toe te rekenen (omslagstelsel). De periodieke aansluitvergoeding wordt initieel vastgesteld op basis van een door de netbeheerder vastgesteld percentage van de met de aangeslotenen overeengekomen investeringskosten.
b. Voor de in de tabel in 2.3.5.5 onder ‘vervanging’ genoemde werkzaamheden wordt uitgegaan van een vaste verhouding tussen de kosten van vervangingen en de met de aangeslotene overeengekomen investeringskosten. Deze verhouding is gebaseerd op de door de netbeheerder gehanteerde vervangingstermijnen van de afzonderlijke componenten van de aansluiting, waarbij deze vervangingstermijnen zijn gebaseerd op de afschrijvingstermijnen uit de op dat moment geldende Regulatorische Accountingregels van de desbetreffende netbeheerder.
[…]
d. Indien tussen de netbeheerder en de aangeslotene instandhouding van de aansluiting zonder vervangingsverplichting wordt overeengekomen, wordt de periodieke aansluitvergoeding uitsluitend gebaseerd op de in de tabel in 2.3.5.5 onder ‘beheer’ genoemde werkzaamheden. De kosten voor de in de tabel in 2.3.5.5 onder ‘vervanging’ genoemde werkzaamheden zullen in dat geval separaat in rekening gebracht worden nadat deze kosten zich hebben voorgedaan.
e. Indien voor een aansluiting in het verleden gekozen is voor instandhouding van de aansluiting zonder vervangingsverplichting en de aangeslotene terug wil keren naar instandhouding inclusief vervangingsverplichting, komen de netbeheerder en de aangeslotene een terugkeerregeling overeen. Uitgangspunt voor de terugkeerregeling is dat het totaal van de reeds betaalde periodieke aansluitvergoeding en het te betalen bedrag bij de terugkeerregeling niet hoger is dan wat er voor deze aansluiting betaald zou zijn indien bij het oorspronkelijk afsluiten van de aansluit- en transportovereenkomst direct gekozen was voor instandhouding van de aansluiting inclusief vervangingsverplichting. Hierbij wordt rekening gehouden met onder meer de reeds in rekening gebrachte kosten, de verwachte levensduur van de componenten en de kwaliteit van de componenten.
f. Indien voor een aansluiting in het verleden gekozen is voor instandhouding van de aansluiting inclusief vervangingsverplichting en de aangeslotene over wil gaan naar instandhouding zonder vervangingsverplichting, wordt de periodieke aansluitvergoeding opnieuw vastgesteld overeenkomstig onderdeel d. De nieuw vastgestelde periodieke aansluitvergoeding gaat in op de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de maand waarin de netbeheerder en de aangeslotene instandhouding van de aansluiting zonder vervangingsverplichting overeen zijn gekomen en geldt niet met terugwerkende kracht.
g. Zonder wijziging van de aansluiting als bedoeld in artikel 2.4.3 is een aanpassing van de periodieke aansluitvergoeding overeenkomstig hetzij onderdeel e hetzij onderdeel f slechts één maal mogelijk per aansluiting.
Artikel 2.3.5.3
De periodieke aansluitvergoeding van de in 2.3.3a, onderdelen a en b, en 2.3.3b bedoelde aansluitingen wordt bij wijziging van de aansluiting opnieuw op basis van vorenbedoelde uitgangspunten vastgesteld.
Artikel 2.3.5.5
Tabel: standaardofferte initiële vaststelling periodieke aansluitvergoeding:
Categorieën van werkzaamheden ***)
Omschrijving
Initieel tarief in % van de met de aangeslotene overeengekomen investering *)
Initieel tarief in €
Beheer
Preventief onderhoud + correctief onderhoud + werkzaamheden op initiatief derden + overige operationele werkzaamheden
... %
€ ...
Vervanging
Gehele en/of gedeeltelijke vervanging van de aansluiting zoals benoemd in artikel 28, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 met als doel levensduurverlenging van de aansluiting
... %
€ ...
*) Eventueel differentiatie in % voor de afzonderlijke componenten van de met de aangeslotene overeengekomen investeringskosten.
**) De in bovenstaande tabel gegeven omschrijvingen van ‘beheer’ en ‘vervanging’ zijn uitsluitend van toepassing op paragraaf 2.3.5.
***) Uitgesplitst naar knip, verbinding, beveiliging.