3.4Gezien het vorenstaande is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
4 De KvK heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Haar stellingen zullen, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling worden besproken.
5 [naam 2] voert aan dat hij het formulier van [datum 4] nimmer heeft ondertekend. Het formulier dat [naam 1] in bijlage 3 van het beroepschrift heeft gevoegd, betreft volgens [naam 2] een nieuw formulier. De KvK heeft in verband met de opgave namelijk een ander formulier ontvangen. Het betoog van [naam 1] , waarbij ze een vergelijking maakt tussen de formulieren uit 2018 en 2021, is dan ook niet relevant. Hij voert verder aan dat het formulier dat de KvK heeft ontvangen geen origineel formulier is, maar slechts een kopie. De datum van ontvangst door de KvK ontbreekt namelijk. Verder staat op de pagina’s 1, 2 en 4 van het formulier als formulierdatum ‘oktober 2019’ terwijl op pagina 3 een formulierdatum van ‘februari 2016’ staat. Ook is duidelijk te zien dat alleen pagina 3 geperforeerd was en de andere pagina’s niet. Door de pagina’s over elkaar te leggen, blijkt duidelijk dat de pagina uit het formulier waarmee in 2021 de opgave is gedaan een kopie is van de pagina uit het formulier waarmee in 2018 de opgave is gedaan. Hij merkt tot slot op dat hij met [naam 1] heeft gesproken over het opheffen van [naam 2] & [naam 1] , maar dat daar nooit daadwerkelijk inhoud aan is gegeven. In de vof-overeenkomst is weliswaar geregeld hoe [naam 2] & [naam 1] beëindigd zou moeten worden, maar hier is nooit uitvoering aan gegeven.
Beoordeling door het College
6 Het College ziet zich voor de vraag gesteld of de KvK bij het bestreden besluit op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat gerede twijfel bestaat ten aanzien van de juistheid van de opgave van [naam 1] . De KvK heeft op grond van artikel 4, eerste lid, van het Hrb de plicht te onderzoeken of de opgave afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is en of de opgave juist is. De KvK weigert op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Hrb tot inschrijving van de opgave over te gaan indien zij gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.
7 De KvK gaat als beheerder van het handelsregister alleen over de inschrijvingen in dat register. In het kader van de heroverweging van het inschrijvingsbesluit diende de KvK de juistheid van de door [naam 1] gedane opgave te onderzoeken. Hierbij diende de KvK een inschatting te maken van civielrechtelijke feiten, waarbij het definitieve oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter. Het is de taak van het College om te beoordelen of het door de KvK gedane onderzoek hiervoor voldoende is geweest (zie de uitspraak van het College van 17 oktober 2023, ECLI:NL:CBB:2023:584, onder 4.2). 8 De KvK heeft in het kader van haar onderzoeksplicht, anders dan [naam 1] stelt, geen oordeel geveld over de civielrechtelijke feiten maar slechts daarvan een inschatting gemaakt. Het College is van oordeel dat de KvK de juistheid van de opgave van de ontbinding van [naam 2] & [naam 1] en de overdracht van de onderneming aan [naam 3] voldoende heeft onderzocht. De KvK heeft partijen in dit verband ook in de gelegenheid gesteld om stukken in te dienen. De KvK heeft aan haar oordeel dat zij gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave ten grondslag gelegd dat [naam 1] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat [naam 2] & [naam 1] met ingang van [datum 1] conform de artikelen 15 en 16 van de vof-overeenkomst is ontbonden en dat de onderneming per die datum aan [naam 3] is overgedragen. De KvK heeft in dit verband ook van belang geacht dat de e-mail van [naam 1] van [datum 3] en de reactie daarop van de toenmalige gemachtigde van [naam 2] bij brief van [datum 5] de ontbinding met ingang van [datum 1] juist tegenspreken en dat de ontbinding evenmin blijkt uit het vonnis van de rechtbank Gelderland. Naar het oordeel van het College heeft de KvK zich op basis van de haar ter beschikking gestelde stukken op goede gronden op het standpunt gesteld dat sprake is van gerede twijfel over de juistheid van de opgave. Het betoog van [naam 1] dat de vof-overeenkomst zou zijn beëindigd en dat er daarom geen stukken in de zin van de artikelen 15 en 16 van de vof-overeenkomst zijn behoeft, wat daar ook van zij, geen bespreking. [naam 1] heeft namelijk de e-mail van [naam 2] van [datum 2] , waar ze haar betoog op baseert, pas in de beroepsprocedure ingebracht en deze heeft daarom geen onderdeel uitgemaakt van de door de KvK gedane beoordeling. Ook de stelling van [naam 1] met betrekking tot de vaststelling van de KvK dat pagina 3 van het formulier dat de KvK in 2021 heeft ontvangen (nagenoeg) gelijk zou zijn aan pagina 3 van het in 2018 ontvangen formulier behoeft geen bespreking aangezien de KvK deze vaststelling, zoals zij in het verweerschrift heeft opgemerkt, niet ten grondslag heeft gelegd aan haar gerede twijfel.
9 De KvK maakt, zoals onder 6 is overwogen, bij gerede twijfel de inschrijving van de opgave ongedaan en is dus niet gehouden om daarvoor het oordeel van de civiele rechter af te wachten. De KvK heeft in de voorliggende zaak in het kader van de heroverweging met betrekking tot de juistheid van de opgave het oordeel van de civiele rechter in de bodemprocedure terecht niet afgewacht, omdat [naam 2] hier niet mee heeft ingestemd. Uit artikel 7:10, vierde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht volgt immers dat de KvK de behandeling van het bezwaarschrift slechts met instemming van de indiener, in dit geval [naam 2] , kan aanhouden.
10 Gelet op het voorgaande is niet gebleken van een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek. De KvK heeft de inschrijving van de opgave in het handelsregister dan ook terecht ongedaan gemaakt. Dat dit volgens [naam 1] heeft geleid tot grote financiële gevolgen, maakt dit niet anders.
11 Het beroep is ongegrond. De KvK hoeft geen proceskosten te vergoeden.