1.4Bij het bestreden besluit I heeft de KvK het bezwaar van [naam 2] gegrond verklaard, omdat zij alsnog gerede twijfel, in de zin van artikel 5, tweede lid, sub e, van het Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb 2008), had aan de juistheid van de gedane opgave.
Standpunt van de Stichting
2. Volgens de Stichting is een rechtsgeldig ontslagbesluit genomen ten aanzien van [naam 2] en vervolgens daarvan een bevoegde opgave gedaan. Geheel ten onrechte heeft de KvK in haar besluitvorming de verwijten van [naam 2] zwaarder laten wegen dan de stelling van de Stichting, dat [naam 2] daadwerkelijk aanwezig was bij de vergadering van 10 maart 2021 en zelfs voor zijn eigen ontslag heeft gestemd. Deze feiten worden bevestigd door meerdere leden van de Stichting, die aanwezig waren. Tot op heden heeft [naam 2] geen bewijs verstrekt van zijn stelling dat aan de zijde van de Stichting sprake is van malversaties of ander laakbaar gedrag.
In onderhavig geschil ligt alleen de vraag voor of er reden was voor gerede twijfel aan de opgave van de Stichting. Naar de mening van de Stichting kan van die twijfel geen sprake zijn en is het besluit van de KvK onvoldoende gemotiveerd en is onvoldoende onderzoek gedaan. Het enkele gegeven dat de opgave een dag na de vergadering is gedaan, kan geen gerede twijfel opleveren ten aanzien van die opgave. De vergadering van 10 maart 2021 vond immers in de avond plaats en de Stichting heeft de wijziging willen doen ingaan per 11 maart 2021.
De KvK heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de verklaringen die luiden dat [naam 2] wel degelijk aanwezig was bij de vergadering op 10 maart 2021. Indien de KvK dit wel had gedaan, was zij niet tot de conclusie gekomen dat sprake is van gerede twijfel aan de juistheid van de desbetreffende opgave. Tot slot verwijst de Stichting naar de door haar overgelegde beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2022 en een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2023. Naar de mening van de Stichting blijkt uit deze stukken voldoende duidelijk dat sprake is van een geldig genomen ontslagbesluit.
3. De KvK betwist dat zij onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan en dat het genomen besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is. Partijen zijn volgens de KvK in de gelegenheid gesteld om stukken in te dienen en om hun standpunt naar voren te brengen. Ook zijn tijdens de hoorzitting vragen gesteld over de gang van zaken rondom de vergadering van 10 maart 2021. Uit hetgeen is overgelegd en het verhandelde tijdens de hoorzitting is de KvK gebleken dat er onderling veel discussie en gedoe is en partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Wat de KvK kan vaststellen, is dat het niet evident is dat er een rechtsgeldig ontslagbesluit is genomen conform artikel 5, zesde lid, van de statuten van de Stichting. Dit artikel vereist voor het kunnen nemen van geldige besluiten, naast de aanwezigheid van alle in functie zijnde bestuursleden, ook unanimiteit van de stemmen als de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht zijn genomen. Dat die voorschriften niet in acht zijn genomen, staat niet ter discussie. Ook al zou [naam 2] aanwezig zijn geweest, dan nog heeft dus te gelden dat als de vereiste stemmen niet gehaald worden, er geen besluit tot stand komt. Er ligt geen onomstotelijk bewijs dat de stemmen gehaald zijn.
Los van het vorenstaande heeft te gelden dat de gedane opgave niet juist kan zijn, omdat de opgegeven datum van 11 maart 2021 afwijkt van de datum van de vergadering en dus van het eventuele ontslagbesluit (10 maart 2021). De datum van ontslag kan liggen na de datum van de vergadering, maar dat moet dan blijken uit de notulen van de vergadering of anderszins. De KvK kon niet anders dan gerede twijfel hebben over de juistheid van de gedane opgave.
Het is verder aan de civiele rechter om te beslissen over de geschilpunten tussen partijen. Uit het door de Stichting ingebrachte vonnis van de rechtbank Amsterdam blijkt volgens de KvK geenszins, dat de rechter uitspraak heeft gedaan ten aanzien van het vermeende ontslag van de heer [naam 2] . De beslissing van de rechter is enkel een afwijzing van de vordering van [naam 2] om een verklaring voor recht.
Beoordeling door het College