ECLI:NL:CBB:2024:651
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen subsidie vaststelling COVID-19 regeling en omzetverlies
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken. De onderneming had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister om de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 vast te stellen op € 0,-. De minister had eerder op 14 maart 2022 besloten het betaalde voorschot van € 440.000,- terug te vorderen, omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. Het bestreden besluit van 29 december 2022 verklaarde het bezwaar van de onderneming ongegrond.
De minister stelde in zijn verweerschrift dat de onderneming onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid en dat de omzet op een duidelijke wijze moet blijken uit de financiële administratie. De onderneming had bevestigd dat zij aangifte omzetbelasting deed over haar totale omzet. Het College oordeelde dat de minister terecht de omzetgegevens uit de aangiftes als leidend beschouwde. De onderneming voerde aan dat de minister ten onrechte enkel op deze gegevens was afgegaan en dat er verschillen waren tussen de omzet in de subsidieaanvraag en de aangiftes. Het College oordeelde echter dat de minister geen aanleiding had om deze verschillen te bespreken, omdat de onderneming had bevestigd dat de volledige omzet in de aangiftes was opgenomen.
Het College concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van 30% omzetverlies en dat het beroep ongegrond was. De beslissing van de minister om de subsidie op € 0,- vast te stellen en het voorschot terug te vorderen, werd daarmee bevestigd. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een oordeel te komen.