ECLI:NL:CBB:2024:631

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
22/349
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag wegens gebrek aan samenwerkingsverband

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 september 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen een onderneming en de minister voor Klimaat en Groene Groei over de afwijzing van een subsidieaanvraag. De onderneming had op 9 juni 2021 een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies voor een project genaamd 'Sanjiwany M24 Supersonic/Hypersonic aircraft + Wind & Zon energy by Master Control'. De minister heeft de aanvraag afgewezen op 13 september 2021, omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van een samenwerkingsverband, zoals voorgeschreven in artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. De onderneming heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister heeft het bezwaar op 19 januari 2022 ongegrond verklaard.

De onderneming stelde dat zij wel degelijk een samenwerkingsverband had met de Duitse ondernemingen Zoz Group en Bayern Chemie, en dat Master Control als tweede onderneming kon worden beschouwd. De minister betwistte dit en stelde dat de onderneming niet had aangetoond dat er sprake was van een samenwerkingsverband, aangezien Zoz Group en Bayern Chemie niet als deelnemers in de aanvraag waren opgegeven. Het College oordeelde dat de onderneming niet had voldaan aan de vereisten van de Regeling en dat de afwijzing van de subsidieaanvraag door de minister terecht was. Het College kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de overige afwijzingsgronden die de minister had aangevoerd, omdat de aanvraag op basis van het ontbreken van een samenwerkingsverband al afgewezen moest worden.

De uitspraak concludeert dat het beroep van de onderneming ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 september 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/349

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] (onderneming)

en

de minister voor Klimaat en Groene Groei

(gemachtigde: mr. M.J.H. van der Burgt)

Procesverloop

Met het besluit van 13 september 2021 (afwijzingsbesluit) heeft de minister beslist op de subsidieaanvraag van de onderneming op grond van titel 4.2 Topsector energieprojecten, paragraaf 4.2.19 TSH Vliegtuigmaakindustrie van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling).
Met het besluit van 19 januari 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming tegen het afwijzingsbesluit ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 18 juni 2024. Aan de zitting heeft deelgenomen de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1. De onderneming heeft op 9 juni 2021 een aanvraag om subsidie ingediend op grond van de Regeling voor het project ‘Sanjiwany M24 Supersonic/Hypersonic aircraft + Wind & Zon energy by Master Control’ (project).
2 De minister heeft de aanvraag van de onderneming afgewezen, onder meer omdat deze niet voldoet aan de vereisten van de Regeling. Volgens de minister heeft de onderneming niet voldaan aan het vereiste van een samenwerkingsverband. Daarom heeft de minister de aanvraag afgewezen op grond van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit).
Standpunt van de onderneming
2 Volgens de onderneming is er wel sprake van een samenwerkingsverband, omdat zij samenwerkt met de in Duitsland gevestigde ondernemingen Zoz Group en Bayern Chemie. Het bedrijf Master Control in Duitsland behartigt de belangen van Bayern Chemie. Hierdoor kan Master Control gezien worden als een tweede onderneming. Gelet hierop vindt de onderneming dat zij Master Control terecht als deelnemer bij de subsidieaanvraag heeft opgegeven. Daarnaast betoogt de onderneming dat zij bij het indienen van de aanvraag bewust ervoor heeft gekozen om geen gebruik te maken van de modellen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De informatie die zij heeft verstrekt voldoet aan alle vereisten van de Regeling. Kunde, ervaring en skills zijn wel degelijk aanwezig bij de onderneming en haar partners. Daarom vindt de onderneming het onredelijk en oneerlijk dat de minister haar subsidieaanvragen keer op keer afwijst en haar klacht over discriminatie door een medewerker van de RVO niet heeft opgepakt.
Standpunt van de minister
3 De minister stelt zich onder meer op het standpunt dat de onderneming het samenwerkingsverband met Zoz Group en Bayern Chemie niet heeft aangetoond. Die partijen zijn niet als deelnemer opgegeven in de aanvraag. Volgens de minister blijkt uit de informatie die de onderneming bij de subsidieaanvraag heeft overgelegd bovendien niet van een samenwerkingsverband met die partijen ten behoeve van het project. De deelnemers die wel in de aanvraag worden genoemd, de onderneming en Master Control, zijn handelsnamen die behoren bij dezelfde eenmanszaak, van dezelfde eigenaar, met hetzelfde KvK-nummer en hetzelfde adres. Om die reden moet de aanvraag volgens de minister worden afgewezen. Van vooringenomenheid of discriminatie is volgens de minister geen sprake, omdat na een inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvraag is gebleken dat deze niet voldoet aan de vereisten van de Regeling.
Oordeel van het College
4.1
In artikel 4.2.130, eerste lid, van de Regeling was ten tijde van belang bepaald dat de minister op aanvraag een subsidie verstrekt aan een deelnemer in een samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een TSH Vliegtuigmaakindustrieproject. Het tweede lid bepaalt dat het samenwerkingsverband tenminste één onderneming bevat.
4.2
Op grond van artikel 1 van het Kaderbesluit wordt onder samenwerkingsverband verstaan: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap.
Volgens artikel 22, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit, beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels.
4.3
Het College moet beoordelen of de minister met het bestreden besluit de subsidieaanvraag terecht heeft afgewezen op grond van artikel 22, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daarover het volgende.
4.4
Zoals het College eerder heeft geoordeeld, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de aanvrager om een juiste en volledige subsidieaanvraag in te dienen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 maart 2021, ECLI:NL:CBB:2021:202). Uit artikel 1 van het Kaderbesluit volgt dat sprake moet zijn van een samenwerkingsverband van tenminste twee niet in een groep verbonden deelnemers. De onderneming stelt dat er een samenwerkingsverband is met Zoz Group en Bayern Chemie. Daarvan blijkt niet uit de subsidieaanvraag, omdat Zoz Group en Bayern Chemie daarin niet zijn opgegeven als deelnemers. Van de gestelde samenwerking is bovendien geen overtuigende onderbouwing overgelegd. De door de onderneming overgelegde laatste pagina (10 van 10) van een overeenkomst met Bayern Chemie uit februari 2017 is daarvoor onvoldoende. Dit betekent dat de onderneming niet heeft aangetoond dat sprake is van een samenwerkingsverband met Zoz Group en Bayern Chemie voor het uitvoeren van het project. Verder blijkt uit de subsidieaanvraag dat Master Control als deelnemer is opgegeven. Uit de informatie op het in beroep door de minister overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat de onderneming een eenmanszaak is, die Master Control als één van haar handelsnamen gebruikt. Master Control is dus één van de handelsnamen die de onderneming voert om haar bedrijfsactiviteiten mee uit te voeren. Dit betreft dus geen tweede onderneming, zoals de onderneming stelt. Omdat de onderneming niet voldoet aan het vereiste van het samenwerkingsverband, moet de subsidieaanvraag worden afgewezen. Dit is niet onredelijk of oneerlijk en ook niet discriminerend, zoals de onderneming stelt. De minister is immers in alle gevallen verplicht om een subsidieaanvraag af te wijzen als deze niet voldoet aan de vereisten van de Regeling. Dat is hier het geval omdat niet is voldaan aan het vereiste van het samenwerkingsverband. Het College komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de overige afwijzingsgronden die de minister ten overvloede heeft aangevoerd en laat die dan ook buiten beschouwing.
Slotsom
5 Het beroep is ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Stoové, mr. M.M. Smorenburg, en mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. E.C.C. Deen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024.
w.g. M.C. Stoové w.g. E.C.C. Deen