ECLI:NL:CBB:2024:620

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
23/352
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van subsidieaanvraag COVID-19

Op 3 september 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzet van een onderneemster tegen een eerdere uitspraak van 5 september 2023. De onderneemster had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken, die haar bezwaar tegen het TVL-vaststellingsbesluit van 15 september 2022 niet-ontvankelijk had verklaard. Dit gebeurde omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht. In de eerdere uitspraak oordeelde het College dat de minister terecht had gehandeld.

De onderneemster voerde in haar verzet aan dat de eerste aanvraag tijdig en correct was ingediend, en dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) deze niet goed had verwerkt. Het College verwees naar zijn eerdere uitspraak van 30 januari 2024, waarin het beoordelingskader werd uiteengezet. Het College concludeerde dat de onderneemster geen omstandigheden had aangevoerd die de termijnoverschrijding konden verklaren. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat het beroep van de onderneemster niet inhoudelijk werd behandeld en de zaak hiermee was beëindigd.

De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Schoneveld, in aanwezigheid van griffier E.A. van der Meel, en werd openbaar uitgesproken op 3 september 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/352

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2024 op het verzet van

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] (de onderneemster)

(gemachtigde: W.G.A. Blom)

Procesverloop

De onderneemster heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken over een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL).
Met de uitspraak van 5 september 2023 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dus zonder zitting, het beroep ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak van 5 september 2023 heeft de onderneemster verzet gedaan.

Overwegingen

1. De minister heeft het bezwaar van de onderneemster tegen het TVL-vaststellingsbesluit van 15 september 2022 over Q3 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. In de uitspraak van 5 september 2023 oordeelt het College dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2 De onderneemster heeft tegen de uitspraak aangevoerd dat daarin alleen wordt ingegaan op de te late indiening van de bezwaren. Dat gaat voorbij aan het feit dat de eerste aanvraag tijdig en juist was ingediend, met daarin al opgenomen de definitieve omzetcijfers conform de aangifte omzetbelasting. Bij juiste verwerking door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) was de onderneemster niet in deze situatie terecht gekomen.
3 Voor het beoordelingskader verwijst het College naar zijn uitspraak van
30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Het College moet beoordelen of het niet binnen de termijn indienen van een bezwaarschrift aan de onderneemster kan worden toegerekend. Het College beantwoordt die vraag bevestigend. In het verzetschrift voert de onderneemster geen omstandigheden aan die zien op de reden van overschrijding van de bezwaartermijn, zodat er geen reden is om de uitspraak van 5 september 2023 niet juist te achten.
4 De conclusie is dat de uitspraak van 5 september 2023 juist is. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van de onderneming niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Schoneveld, in aanwezigheid van E.A. van der Meel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.
w.g. M. Schoneveld w.g. E.A. van der Meel