ECLI:NL:CBB:2024:615
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op basis van staatssteunplafond in het kader van COVID-19-regeling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 september 2024 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van hun subsidieaanvraag voor de periode juli tot en met september 2021 (Q3 2021) op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister van Economische Zaken had op 9 maart 2022 de aanvraag afgewezen, omdat het staatssteunplafond voor de groep waartoe de onderneming behoort al was bereikt. Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit van 11 oktober 2022, waarin het bezwaar van de onderneming ongegrond werd verklaard.
De onderneming stelde dat op het moment van de aanvraag de staatssteungrens nog niet was bereikt, omdat er enkel voorschotten waren verleend en geen definitieve vaststellingen. De minister daarentegen betoogde dat de aanvraag was afgewezen omdat de opgegeven omzet niet aannemelijk was gemaakt en dat het staatssteunplafond op het moment van het bestreden besluit al was bereikt. Het College oordeelde dat het moment van het bestreden besluit als het moment van subsidieverlening moet worden beschouwd en dat de staatssteungrens op dat moment al was overschreden.
Het College concludeerde dat de minister terecht geen subsidie kon verlenen, omdat dit zou leiden tot ongeoorloofde staatssteun. De uitspraak bevestigt dat, zelfs als niet alle subsidies definitief zijn vastgesteld, het staatssteunplafond bepalend is voor de mogelijkheid van subsidieverlening. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.