ECLI:NL:CBB:2024:600
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. Bastein
- M. Ettema
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidie voor vaste lasten financiering COVID-19 en referentieperiode omzetverlies
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 augustus 2024, zaaknummer 23/1227, werd het beroep van een ondernemer tegen het besluit van de minister van Economische Zaken ongegrond verklaard. De ondernemer had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 op € 0,- op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had de referentieperiode voor de berekening van het omzetverlies vastgesteld op Q1 van 2019, waar de ondernemer niet mee akkoord ging. Hij stelde dat deze periode niet representatief was voor zijn huidige bedrijfsactiviteiten, die waren gewijzigd naar werken op hoogte voor de industrie en bedrijfsleven.
Het College oordeelde dat de minister terecht de referentieperiode had gehanteerd, aangezien de ondernemer niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. De ondernemer had geen wijziging in zijn inschrijving bij de Kamer van Koophandel doorgevoerd die zijn nieuwe bedrijfsactiviteiten weerspiegelde, waardoor de uitzondering op de referentieperiode niet van toepassing was. Het College benadrukte dat de TVL geen mogelijkheid biedt om af te wijken van de in de regeling genoemde referentieperioden, en dat de minister in dit geval geen onrechtmatige beslissing had genomen door de subsidie op € 0,- vast te stellen en het betaalde voorschot terug te vorderen.
De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.