ECLI:NL:CBB:2024:591
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak accountantskamer inzake tuchtrechtelijke klacht accountant
In deze zaak hebben zowel de accountant [naam 1] als de oorspronkelijk klagers, [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 18 juni 2021. De accountantskamer had een klacht van [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V. tegen [naam 1] gegrond verklaard en hem de maatregel van berisping opgelegd. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft de zaak op 3 september 2024 behandeld. De accountant betwistte de gegrondheid van de klacht en stelde dat hij niet tuchtrechtelijk laakbaar had gehandeld. Het College oordeelde dat de accountantskamer terecht had geoordeeld dat [naam 1] de claim van de Belastingdienst en de vordering van [naam 9] niet had verwerkt in de jaarrekening en de concept-jaarrekening, wat in strijd was met de fundamentele beginselen van de VGBA. Het College verklaarde het incidenteel hoger beroep van [naam 2] B.V. en [naam 3] deels gegrond, omdat de accountantskamer de klacht te beperkt had opgevat door het handelen van [naam 1] als verkoopadviseur niet mee te nemen. De maatregel van berisping werd in stand gehouden, maar het College verklaarde een onderdeel van de klacht alsnog gegrond.