ECLI:NL:CBB:2024:587

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
23/347
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag evenementen COVID-19 door de minister van Economische Zaken

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 augustus 2024, betreft het een beroep van een onderneming tegen de afwijzing van haar aanvraag voor subsidie op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE). De minister van Economische Zaken had op 16 mei 2022 de aanvraag afgewezen, omdat het evenement waarvoor subsidie werd aangevraagd niet was geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod. De onderneming stelde dat er wel degelijk een evenementenverbod was aangekondigd, maar het College oordeelde dat het evenement niet geannuleerd was vanwege een evenementenverbod dat gold voor de data van het geplande evenement. De minister had in zijn besluit de afwijzing gehandhaafd, en het College volgde deze redenering. Het College concludeerde dat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden voor subsidie, aangezien er geen evenementenverbod was op het moment van annulering van het evenement. De onderneming had ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de afwijzing van de aanvraag onevenwichtig zouden maken. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder subsidies worden verstrekt en de noodzaak voor organisatoren om zich aan deze voorwaarden te houden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/347

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigden: mr. S.F. Hu en mr. P. van Veen)

Procesverloop

Met het besluit van 16 mei 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE) afgewezen.
Met het besluit van 29 november 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 27 juni 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] en [naam 3] namens de onderneming en mr. S.F. Hu en mr. P. van Veen namens de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
De onderneming heeft een subsidie aangevraagd op grond van de ATE. De minister heeft de aanvraag in het afwijzingsbesluit afgewezen, omdat het evenement ( [naam 4] ) op [datum] is geannuleerd. Op dat moment was er geen evenementenverbod afgekondigd of vastgesteld voor de periode waarin het evenement stond gepland ( [datums] ). Pas op 2 augustus 2021 heeft de minister-president in een persmoment bekend gemaakt dat ongeplaceerde evenementen voor de periode van 14 augustus 2021 tot en met 24 september 2021 alleen onder strikte voorwaarden en met beperkte aantallen zouden kunnen plaatsvinden. Het evenement is daarom volgens de minister niet geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod. In het bestreden besluit is de minister bij de afwijzing gebleven. De onderneming is het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
1.2
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door het College
2 Het College geeft de onderneming geen gelijk. Op 13 februari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:88) heeft het College uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak. In die zaak heeft de onderneming geen gelijk gekregen. Het College ziet geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen. Het College zal dat hierna per beroepsgrond bespreken.
Het evenement is niet als gevolg van een evenementenverbod geannuleerd
3.1
De onderneming vindt dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, omdat op 9 juli 2021 een evenementenverbod voor onbepaalde tijd is aangekondigd. Dit verbod gold in ieder geval tot 14 augustus 2021. Dit was geen einddatum, maar een datum waarop zou worden bekeken of het evenementenverbod zou worden verlengd. De persconferentie van 13 augustus 2021 bevestigde dat het evenementenverbod van kracht bleef, ook voor de data waarop het evenement gepland was. Op [datum] lag verlenging van het evenementenverbod echter al in de rede.
3.2
Artikel 3, eerste lid, van de ATE bepaalt dat de minister aan de organisator van een evenement op aanvraag subsidie verstrekt ter dekking van de kosten voor het organiseren van een evenement dat moet worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod. Zoals het College heeft geoordeeld in de uitspraak van 13 februari 2024, volgt uit het laatste gedeelte van deze bepaling dat op het moment dat een evenement wordt geannuleerd, sprake moet zijn van een evenementenverbod voor de datum waarop het evenement plaatsvindt. Anders wordt het evenement immers niet geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod.
3.3
Op [datum] , het moment dat de onderneming het evenement annuleerde, was er weliswaar een evenementenverbod, maar nog niet voor de data waarop het evenement zou plaatsvinden ( [datums] ). De maatregelen voor evenementen in de periode vanaf 14 augustus 2021 zijn namelijk pas op 13 augustus 2021 door het kabinet aangekondigd. Anders dan door de onderneming is betoogd, blijkt uit de letterlijke tekst van de persconferentie op 9 juli 2021 niet dat toen al bekend was dat er na 13 augustus 2021 een evenementenverbod zou zijn. De minister-president heeft op 9 juli 2021gezegd dat “meerdaagse evenementen, dus evenementen met een overnachting, nu niet mogelijk [zijn] en dat blijft zo tot in elk geval zaterdag 14 augustus.” Verder zei hij: ”Op vrijdag 13 augustus zullen we natuurlijk de stand van zaken op dat moment in ogenschouw nemen en bepalen wat er op basis daarvan mogelijk is.” [1] Hij heeft zich verder niet concreet uitgelaten over de periode na 13 augustus. De onderneming heeft ook geen andere stukken overgelegd waaruit zou blijken dat op het moment dat de onderneming het evenement annuleerde, al duidelijk was dat op de geplande data van het evenement een evenementenverbod zou gelden.
3.4
Artikel 3, eerste lid, van de ATE geeft aan de minister een gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat de minister geen subsidie kan verstrekken als niet wordt voldaan aan het vereiste in deze bepaling. De onderneming heeft het evenement niet geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod voor de data van het geplande evenement en voldoet dus niet aan het vereiste van de bepaling. De ATE bevat geen hardheidsclausule.
De afwijzing van de aanvraag is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel
4.1
De onderneming stelt zich op het standpunt dat het onevenredig is om de subsidieaanvraag af te wijzen. Artikel 3, eerste lid, van de ATE moet daarom in haar geval buiten toepassing worden gelaten. De onderneming voldoet verder aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie en niemand wordt geschaad als een subsidie wordt verleend. Bovendien kon niet van haar worden verwacht dat zij zou wachten met annuleren. Het evenement vergt veel voorbereiding en brengt hoge kosten met zich. Als de onderneming langer had gewacht met annuleren, dan was de schade voor haarzelf en de standhouders verder opgelopen. Op het moment dat de onderneming het evenement annuleerde, bestond de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen nog niet. Zij kon op dat moment dus geen weloverwogen besluit nemen.
4.2
Omdat het hier gaat om een gebonden bevoegdheid van de minister, hanteert het College bij de toets aan het evenredigheidsbeginsel de in de uitspraak van 26 maart 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:190) neergelegde maatstaf. Het College zal daarom hieronder beoordelen of het bestreden besluit onevenwichtig is. Een besluit is onevenwichtig als het in de gegeven omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onredelijk bezwarend is.
4.3
Het bestreden besluit is alleen dan onevenwichtig als specifieke omstandigheden daar in het individuele geval van de onderneming aanleiding voor geven. De onderneming heeft geen zodanig bijzondere omstandigheden aangevoerd, dat de minister had moeten afwijken van de regeling. De reden om op [datum] te annuleren om, ook in het belang van de standhouders, verdere kosten te besparen, is begrijpelijk vanuit de positie van de onderneming, maar geen omstandigheid die de afwijzing onevenwichtig maakt. Het College neemt daarbij in aanmerking dat de bedoeling van de regeling juist ook is geweest organisatoren van evenementen tegemoet te komen die niet meer de kans hadden hun kosten te matigen (zie ook de uitspraak van het College van 13 februari 2024, ECLI:NL:2024:88, 6.2). De afwijzing van de aanvraag is dan ook niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
De afwijzing van de aanvraag is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel
5 Verder doet de onderneming een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij noemt drie voorbeelden van ondernemingen die wel ATE-subsidie hebben ontvangen. Het College is van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Zoals de minister heeft toegelicht, hebben deze ondernemingen het evenement geannuleerd nadat een evenementenverbod was afgekondigd voor de datum waarop het evenement zou plaatsvinden.
Slotsom
6
Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.
w.g. D. Brugman w.g. A.M. Slierendrecht

Bijlage

Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19
Artikel 3. Subsidieverstrekking
1. De minister verstrekt aan de organisator van een evenement op aanvraag subsidie ter dekking van de kosten voor het organiseren van een evenement dat moest worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod.
2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van een evenement, waarvan de geplande startdatum in de periode van 10 juli 2021 tot en met 31 december 2021 lag, en dat geheel of gedeeltelijk in Nederland zou plaatsvinden.
3. Indien meerdere organisatoren tezamen verantwoordelijk waren voor het organiseren van een evenement en het financiële risico daarvan dragen, wordt de subsidie uitsluitend verstrekt indien zij samenwerken in een samenwerkingsverband.

Voetnoten

1.Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/mediateksten/2021/07/09/letterlijke-tekst-persconferentie-minister-president-rutte-en-minister-de-jonge-9-juli-2021.