In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] en de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had aan [naam 1] een last onder bestuursdwang opgelegd vanwege overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De minister heeft kostenbesluiten vastgesteld voor de uitvoering van bestuursdwang, maar het College oordeelt dat de minister in het eerste kostenbesluit niet voldoende inzicht heeft gegeven in de uitgevoerde werkzaamheden en de relatie daarvan tot de opgelegde maatregelen. Het College vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op kostenbesluit I en herroept dit besluit. Voor kostenbesluit II oordeelt het College dat de minister terecht heeft vastgesteld dat [naam 1] niet heeft voldaan aan de maatregelen uit de last onder bestuursdwang, en dat de kosten voor het afvoeren en onderbrengen van de runderen bij een opslaghouder in rekening mochten worden gebracht. Het beroep van [naam 1] tegen het bestreden besluit wordt voor het overige ongegrond verklaard. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].