In deze zaak heeft de Taxi- en Vervoerscentrale Oost Almelo B.V. verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het primaire besluit van 11 april 2022 betrof de wijziging van een eerder vastgestelde subsidie, waarbij de minister van Economische Zaken en Klimaat de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 herzien heeft en vastgesteld op € 0,00. De onderneming had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. De minister ging ervan uit dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt, omdat de onderneming toestemming had gegeven voor digitale correspondentie.
Het College heeft echter geoordeeld dat de toestemming van de onderneming enkel betrekking had op de aanvragen tot subsidieverlening en subsidievaststelling, en niet op de wijziging of intrekking van de subsidie. Het College concludeert dat het besluit van 11 april 2022 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, aangezien de onderneming pas op 22 juni 2022 op de hoogte was van het besluit door een deurwaarder. Hierdoor is er geen sprake van termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaar.
Het verzet is gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van 12 september 2023 vervalt en het College hervat het onderzoek. Tevens wordt het beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 september 2022 wordt vernietigd en de minister moet opnieuw beslissen op het bezwaar van de onderneming. De minister is verplicht het griffierecht van € 365,- aan de onderneming te vergoeden.