ECLI:NL:CBB:2024:521

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
23/280
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor Q1 2022

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 juli 2024 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken. De ondernemer had een pro-forma-aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De aanvraag werd afgewezen omdat deze buiten de geldende aanvraagperiode was ingediend, die liep van 28 februari 2022 tot en met 31 maart 2022. De ondernemer had de aanvraag op 4 april 2022 ingediend, wat te laat was volgens de regels van de TVL.

De minister verklaarde het bezwaar van de ondernemer ongegrond, waarna de ondernemer beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 mei 2024 werd het standpunt van de minister verdedigd, waarbij werd benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer was om op de hoogte te zijn van de vereisten voor het indienen van een subsidieaanvraag. De minister gaf aan dat alleen in uitzonderlijke gevallen aanvragen die buiten de termijn zijn ingediend, alsnog in behandeling worden genomen, maar dat hier geen aanleiding voor was.

Het College oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De omstandigheden die de ondernemer aanvoerde waren niet uitzonderlijk genoeg om af te wijken van de regels. De conclusie was dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend. Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats]

(ondernemer)
en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigden
:mr. S.M. Piron en mr. T. Khidous)

Procesverloop

Met het besluit van 11 mei 2022 heeft de minister het bericht van de ondernemer van 4 april 2022 aangemerkt als een pro-forma-aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2022, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 18 november 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 30 mei 2024. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1 In deze zaak gaat het om de vraag of de minister de pro-forma-aanvraag van de ondernemer voor subsidie op grond van de TVL voor Q1 van 2022 terecht heeft afgewezen, omdat deze buiten de daarvoor geldende periode is ingediend.
Wettelijk kader
2.1
Om een bijdrage in de financiering van de vaste lasten voor Q1 van 2022 te ontvangen, kon een getroffen MKB-onderneming een subsidie aanvragen (artikel 2.6.2, eerste lid, van de TVL). De TVL bevat een aantal vereisten waaraan de aanvraag moet voldoen. Als de aanvraag niet aan (een van) de vereisten voldoet, wordt de aanvraag afgewezen (artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL). Een vereiste is dat de subsidieaanvraag voor Q1 van 2022 moet zijn ingediend in de periode van 28 februari 2022 tot en met 31 maart 2022. De aanvraag is tijdig ingediend als deze op de genoemde einddatum vóór 17.00 uur is ontvangen (artikel 2.6.7 van de TVL).
2.2
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van de ondernemer
3 Voor de ondernemer was niet duidelijk dat de subsidieaanvraag voor Q1 van 2022 uiterlijk 31 maart 2022 voor 17.00 uur moest zijn ingediend. Omdat de aanvraagperiode bij voorgaande subsidieperioden pas eindigde ná afloop van de subsidieperiode, ging de ondernemer ervan uit dat dit ook voor Q1 van 2022 gold. De definitieve omzet van die periode kon namelijk ook niet eerder worden doorgegeven, omdat die nog niet helemaal bekend was. Toen het op 2 april 2022 niet lukte om de omzet door te geven en een aanvraag in te dienen, heeft de ondernemer de dag erna contact opgenomen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Vervolgens heeft zij op 4 april 2022 een pro-forma-aanvraag voor Q1 van 2022 ingediend. In de periode daarna heeft de ondernemer regelmatig contact gehad met de RVO en is haar steeds verzekerd dat er een lijst werd gemaakt over het verdere verloop van de aanvraag, omdat niet alles duidelijk was. De ondernemer vindt het onbegrijpelijk dat haar pro-forma-aanvraag is afgewezen, dat het bezwaar daartegen ongegrond is verklaard en dat haar geen extra maand is gegeven om subsidie voor Q1 van 2022 aan te vragen.
Standpunt van de minister
4 De minister heeft toegelicht dat in de situatie dat een subsidieaanvraag buiten de in de TVL vermelde aanvraagperiode is ingediend, alleen in uitzonderlijke situaties de aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen. Daar ziet de minister hier echter geen aanleiding voor. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een ondernemer om zich op de hoogte te stellen van de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. De einddatum van de aanvraagperiode staat duidelijk vermeld in de TVL en was terug te vinden op de website van de RVO. Niet is gebleken dat de ondernemer niet in staat was om de subsidieaanvraag tijdig in te dienen.
Wat betreft de kortere aanvraagperiode voor Q1 van 2022 wijst de minister erop dat de mogelijkheid om steun aan ondernemers te verlenen op grond van Europese regelgeving afliep op 30 juni 2022. Subsidieaanvragen op grond van de TVL moesten daarom voor die tijd zijn afgehandeld. Om ervoor te zorgen dat alle ingediende aanvragen tijdig konden worden beoordeeld, was de aanvraagtermijn voor Q1 van 2022 korter dan in eerdere subsidieperioden. Dit ontslaat ondernemers echter niet van de plicht zich zelfstandig op de hoogte te stellen van de geldende vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. De minister verwijst naar de uitspraken van het College van onder meer 7 augustus 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:418) en 10 augustus 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:428).
Beoordeling door het College
5.1
Zoals hiervoor onder 2.1 is vermeld, volgt uit de TVL dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als deze niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht, en/of de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), bieden/biedt geen grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de aanvraag na afloop van de in de TVL voor Q1 van 2022 genoemde aanvraagperiode is ingediend. Ook is niet in geschil dat de ondernemer pas na afloop van de aanvraagperiode contact met de RVO heeft opgenomen. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen verwijst het College naar zijn uitspraak van
13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van die uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om beleid dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De omstandigheden die de ondernemer heeft aangevoerd, zijn niet zo uitzonderlijk dat ze ertoe leiden dat de minister de buiten de aanvraagperiode ingediende subsidieaanvraag van de ondernemer, in afwijking van de TVL, in behandeling moet nemen. Hoewel het College begrijpt dat het voor de ondernemer een hectische tijd was waarin veel op haar afkwam, is niet gebleken dat het voor haar onmogelijk was om tijdig een aanvraag voor Q1 van 2022 te doen. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het de eigen verantwoordelijkheid van een ondernemer is om in de gaten te houden wanneer een subsidieaanvraag moet worden ingediend. Dat de termijn bij deze subsidieperiode eerder afliep dan bij voorgaande subsidieperioden, maakt dat niet anders. Het eindtijdstip van de aanvraagperiode wordt duidelijk in de TVL genoemd en was ook gepubliceerd op de website van de RVO. Ook dat het, zoals de ondernemer stelt, niet mogelijk was om voor het einde van de aanvraagperiode de definitieve omzetcijfers van de subsidieperiode door te geven, leidt niet tot een andere uitkomst. Bij subsidieaanvragen op grond van de TVL is namelijk steeds gevraagd om de verwachte omzet voor de subsidieperiode en niet om de definitieve omzet, die in de betreffende subsidieperiode daadwerkelijk is behaald.
Conclusie
6 De conclusie is dat de minister de subsidieaanvraag van de ondernemer voor Q1 van 2022 op grond van artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL in samenhang gelezen met artikel 2.6.7 van de TVL terecht heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. J.M. Baars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
De voorzitter is verhinderd w.g. J.M. Baars
de uitspraak te ondertekenen.

Bijlage

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.6.2, eerste lid
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart van 2022.
Artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
Artikel 2.6.7
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 28 februari 2022 tot en met
31 maart 2022.
2 Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.