ECLI:NL:CBB:2024:494

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
23/349 en 23/350
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de TVL-startersregeling en omzetverlies bij subsidieaanvraag

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaken met nummers 23/349 en 23/350. De ondernemer, die zijn onderneming op 1 juni 2013 heeft ingeschreven in het handelsregister, heeft een aanvraag ingediend voor de TVL-startersregeling. Het College oordeelt dat de ondernemer niet tot de doelgroep van deze regeling behoort, omdat hij al vóór de coronamaatregelen zijn onderneming had ingeschreven. De inschrijving van een tweede horecagelegenheid op 1 juni 2021 verandert hier niets aan.

Daarnaast heeft de minister van Economische Zaken de subsidie op grond van de reguliere TVL op nihil vastgesteld, omdat de ondernemer niet voldoet aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies. Het College bevestigt dat de minister de aangiften omzetbelasting terecht als uitgangspunt heeft genomen voor het bepalen van het omzetverlies. De ondernemer heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van de regels zou moeten worden afgeweken.

De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving in het handelsregister en de criteria voor de TVL-regeling, en bevestigt dat de minister correct heeft gehandeld in deze situatie. De beroepen van de ondernemer zijn ongegrond verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/349 en 23/350
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. F. Willems

Partijen

[naam 1] handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] , (ondernemer), waarvoor aanwezig zijn de ondernemer en mr. K. van der Hoeven
en
de minister van Economische Zaken,vertegenwoordigd door mr. M. Achalhi en mr. P. van Veen

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De ondernemer heeft volgens de inschrijving in het handelsregister één onderneming, een eenmanszaak. Hij heeft zijn onderneming op 1 juni 2013 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Daardoor behoort hij niet tot de doelgroep van de TVL-startersregeling zoals bedoeld in Hoofdstuk 2a, van de TVL. Dat zijn tweede horecagelegenheid op 1 juni 2021 is ingeschreven in het handelsregister, maakt dit niet anders. De minister heeft dan ook terecht de aanvraag om subsidie op grond van de TVL-startersregeling afgewezen.
2 Ook was de minister bevoegd de verleende subsidie op grond van de ‘reguliere’ TVL op nihil vast te stellen, omdat de ondernemer niet voldoet aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies. De omzet van de ondernemer in de subsidie- en referentieperiode volgt uit de aangiften omzetbelasting, waarbij in de subsidieperiode ook de omzet van de tweede horecagelegenheid in aanmerking is genomen. De minister heeft deze aangiften omzetbelasting terecht als uitgangspunt genomen bij het bepalen van het omzetverlies. Dat beide horecagelegenheden geheel los staan van elkaar en verschillende omzetbelastingnummers hebben, leidt niet tot een ander oordeel. Binnen de systematiek van de TVL kan hiermee geen rekening worden gehouden. Vergelijk (onder 5.1 van) de uitspraak van het College van 5 december 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:675) en (onder 5.3 van) de uitspraak van 12 december 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:697).
3 De ondernemer heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld waarom in zijn geval van de TVL(-startersregeling) zou moeten worden afgeweken.
w.g. B. Bastein w.g. F. Willems