ECLI:NL:CBB:2024:484
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over staatssteunplafond voor visserij- en aquacultuursector in het kader van COVID-19 subsidies
In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 16 juli 2024, wordt de zaak behandeld tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken. De onderneming had aanvragen ingediend voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periodes Q1 en Q2 van 2021. De minister had de aanvraag voor Q2 2021 afgewezen en de subsidie voor Q1 2021 vastgesteld op € 123.212,45. De onderneming betwistte de afwijzing en stelde dat zij niet actief is in de visserij- en aquacultuursector, maar uitsluitend levensmiddelen verkoopt. De minister concludeerde echter dat de onderneming onder de definitie van de visserij- en aquacultuursector valt, wat betekent dat het staatssteunplafond van € 270.000,- van toepassing is.
Het College oordeelt dat de minister onvoldoende heeft aangetoond dat de feitelijke activiteiten van de onderneming in de visserij- en aquacultuursector vallen. De minister moet daarom de feitelijke activiteiten van de onderneming vaststellen en beoordelen of deze daadwerkelijk actief is in de sector. Het College geeft de minister een termijn van acht weken om het gebrek in de bestreden besluiten te herstellen. De verdere beslissing over de proceskosten en het griffierecht wordt aangehouden tot de einduitspraak.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het vaststellen van de feitelijke activiteiten van ondernemingen in het kader van staatssteun en de noodzaak voor de minister om transparant te zijn in zijn besluitvorming.