ECLI:NL:CBB:2024:479

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
22/280
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aansluittarief en kosten voor netinvesteringen in het kader van de Elektriciteitswet 1998

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 juli 2024, in de zaak tussen Liander N.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), staat de vraag centraal of Liander in strijd heeft gehandeld met de Elektriciteitswet 1998 door kosten voor netinvesteringen in rekening te brengen via het aansluittarief. De ACM had eerder een geschilbesluit genomen waarin de klacht van een kleinverbruikersaansluitinghouder, aangeduid als [naam 1], gegrond werd verklaard. De klacht betrof de kosten voor een meerlengte verbinding die Liander in rekening had gebracht na de aanleg van een nieuw transformatorstation. Het College oordeelt dat de ACM terecht heeft vastgesteld dat Liander de kosten voor de netuitbreiding niet bij de klant in rekening mocht brengen, aangezien deze kosten voor rekening van de netbeheerder komen. Het College benadrukt dat de netbeheerder alleen ondiepe aansluitkosten mag doorberekenen en dat diepe aansluitkosten, zoals die voor netinvesteringen, via het transporttarief moeten worden verrekend. De uitspraak bevestigt dat de netbeheerder bij het vaststellen van het aansluittarief rekening moet houden met de werkelijke situatie van het net, en niet alleen met de situatie ten tijde van de aanvraag. Het College verklaart het beroep van Liander ongegrond en bevestigt de beslissing van de ACM.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/280

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

Liander N.V., te Arnhem (Liander)

(gemachtigden: mr. drs. J.E. Janssen en mr. B.J.M. van Oorschot)
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM)

(gemachtigden: mr. A.N. Vroege en mr. S.A.M. Broodman)

Procesverloop

Met het besluit van 16 december 2021 (geschilbesluit) heeft de ACM op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (Elektriciteitswet) beslist in een geschil tussen de maatschap [naam 1] en Liander en de klacht van [naam 1] gegrond verklaard.
Liander heeft tegen het geschilbesluit beroep ingesteld.
De ACM heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 23 april 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen, mr. [naam 2] aan de zijde van Liander en mr. [naam 3] aan de zijde van de ACM.

Overwegingen

Inleiding
1. [naam 1] beschikte over een kleinverbruikersaansluiting op het elektriciteitsnet van Liander. In verband met de plaatsing van zonnepanelen heeft [naam 1] bij Liander een offerte gevraagd voor een grootverbruikersaansluiting die geschikt is voor de combinatie van verbruik en teruglevering. Liander heeft een offerte uitgebracht voor een standaardaansluiting met een maximum capaciteit van 160 kVA, met als totale kosten € 44.232,53 exclusief BTW. In dit bedrag zit een eenmalige bijdrage van € 38.933,20 voor een meerlengte verbinding van 743 meter op basis van de afstand van het op het moment van de aanvraag bestaande net van Liander tot de installatie van [naam 1] . Vanwege deze lange afstand heeft Liander besloten een nieuw MS/LS-transformatorstation (transformatorstation) te plaatsen nabij de installatie van [naam 1] . De klacht van [naam 1] gaat over het bedrag voor de meerlengte. Volgens [naam 1] is door de plaatsing van een nieuw transformatorstation sprake van een uitbreiding van het hoofdnet van Liander. De meerlengte moet volgens [naam 1] worden bepaald op basis van de afstand van dit nieuwe transformatorstation tot de installatie van [naam 1] .
Het bestreden besluit
2 De ACM heeft de klacht van [naam 1] gegrond verklaard. De ACM stelt vast dat niet in geschil is dat het nieuwe transformatorstation in eigendom is van Liander. Liander heeft volgens de ACM met het plaatsen van het nieuwe transformatorstation het net uitgebreid in de richting van [naam 1] . Door bij de berekening van de meerlengte uit te gaan van een fysieke verbinding met het ten tijde van het uitbrengen van de offerte dichtstbijzijnde transformatorstation heeft Liander meer meerlengte in rekening gebracht dan bij de realisatie benodigd is. Hierdoor handelt Liander in strijd met het beginsel dat uitbreidingen in het net (diepe aansluitkosten) voor rekening van de netbeheerder moeten komen. Dit beginsel is neergelegd in artikel 27, tweede lid, aanhef en onder e, van de Elektriciteitswet en artikel 2.2.1, aanhef en onder a, van de Tarievencode elektriciteit (Tarievencode).
Procesbelang
3.1
De ACM stelt zich op het standpunt dat Liander geen belang meer heeft bij een beoordeling van haar beroep. De ACM heeft contact opgenomen met [naam 1] naar aanleiding van de mededeling van [naam 1] dat zij geen belang meer heeft bij deze procedure. Hieruit bleek dat [naam 1] een schadevergoeding ter finale kwijting heeft gekregen. Er lijkt bij Liander alleen sprake van een formeel of principieel belang. Dat is volgens vaste rechtspraak onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
3.2
Liander stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van schadevergoeding ter finale kwijting, onafhankelijk van de uitkomst van het beroep. Liander is op grond van artikel 2.4.5 van de Tarievencode tot restitutie overgegaan, omdat de aansluiting van [naam 1] - nadat deze was gerealiseerd en kosten daarvoor in rekening waren gebracht - gedeeltelijk is ingezet ten behoeve van andere aansluitingen. [naam 1] heeft geen restitutie gekregen ter uitvoering van het bestreden besluit. Ter zitting heeft Liander aangegeven dat zij, als zij in deze procedure in het ongelijk wordt gesteld, over zal gaan tot een herberekening van de offerte. Het is niet uitgesloten dat zij dan nog een (klein) bedrag aan [naam 1] moet terugbetalen.
3.3
Naar het oordeel van het College heeft Liander voldoende belang bij de beoordeling van het beroep. Het staat niet vast dat Liander tegen finale kwijting aan [naam 1] heeft terugbetaald en het is niet uitgesloten dat Liander nog een (klein) bedrag aan [naam 1] moet terugbetalen.
Kosten meerlengte
Standpunt Liander
4.1
Liander voert aan dat er geen sprake is van een netuitbreiding. Het bedrag dat aan [naam 1] in rekening is gebracht, is berekend op basis van de aanvraagsituatie en op basis van de gereguleerde standaardtarieven voor dit type aansluiting.
4.2
Liander voert verder aan dat de vaststelling van de ACM niet past binnen de systematiek van (standaard)aansluitingen. Hierbij zijn volgens Liander de volgende uitgangspunten van belang. Het eerste uitgangspunt is dat bij het bepalen van het aansluittarief voor standaardaansluitingen moet worden uitgegaan van strikt gereguleerde modelmatige tarieven. Voor de door [naam 1] gevraagde aansluiting wordt uitgegaan van de standaardsituatie omschreven in paragraaf 3 van bijlage A van de Tarievencode. De technische voorwaarden van de Netcode elektriciteit kunnen echter een belemmering vormen voor de uitvoering zoals modelmatig weergegeven. Het gereguleerde standaardtarief kan hoger of lager uitvallen dan de daadwerkelijke aansluitkosten die de netbeheerder maakt. De systematiek leidt echter tot een vast tarief per meter op grond van de gemiddelde kosten in het verzorgingsgebied van Liander.
Het tweede uitgangspunt is dat de aanvraagsituatie bepalend is voor het bepalen van het aansluittarief. Dit is bevestigd in het geschilbesluit van de ACM van 5 september 2005 in de zaak MI Infraconsult/Essent en een vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 november 2021 (niet gepubliceerd). Dat is ook logisch, omdat de netbeheerder ten tijde van de aanvraag moet bepalen wat nodig is om de gevraagde aansluiting te realiseren, met als uitgangspunt een standaardaansluiting met een verbinding vanaf een bestaand netvlak.
4.3
Het niet uitgaan van de aanvraagsituatie zou volgens Liander ook op gespannen voet staan met het uitgangspunt dat het ontwerp en de technische uitvoering van de aansluiting het exclusieve domein zijn van de netbeheerder. Liander had er ook voor kunnen kiezen meerdere parallelle of zwaardere kabels aan te leggen, maar dat is wat Liander betreft niet efficiënt en doelmatig in relatie tot de aanvraag van [naam 1] in combinatie met de mogelijkheid van toekomstige transportverzoeken door derden in de omgeving.
4.4
Liander voert verder aan dat de vaststelling van de ACM op gespannen voet staat met het kostenveroorzakingsbeginsel, waarop de systematiek van aansluittarieven is gebaseerd. De totale kosten voor de aansluiting worden uitsluitend door de aanvraag van [naam 1] veroorzaakt. Het tarief van de meerlengte is in het leven geroepen juist voor gevallen als deze, waar vanwege de afstand tot het bestaande net relatief hoge kosten moeten worden gemaakt. Dat bij de berekening van het aansluittarief is uitgegaan van de aanvraagsituatie is passend en conform de voorschriften, omdat het zo veel mogelijk aansluit bij het kostenveroorzakingsbeginsel. In dit verband is de restitutieregeling van belang, omdat de wijze waarop het aansluittarief moet worden berekend – en zoals Liander dat heeft berekend – mede kan worden verklaard aan de hand van de potentiële toepassing daarvan.
4.5
Liander voert ten slotte aan dat de ACM haar bevoegdheden op onrechtmatige wijze heeft uitgevoerd. De ACM is in het bestreden besluit afgeweken van het principiële standpunt dat zij in het besluit MI Infra had ingenomen. De ACM heeft deze afwijking echter niet gemotiveerd. Deze handelswijze van de ACM is in strijd met artikel 6, eerste lid, en artikel 59, zevende en achtste lid, van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (Elektriciteitsrichtlijn). Uit deze bepalingen volgt dat de berekeningswijze van het aansluittarief voorafgaand aan de toepassing daarvan moet worden goedgekeurd en gepubliceerd. De ACM heeft dat gedaan met het besluit MI Infra. Liander heeft het aansluittarief volledig berekend op de eerder door de ACM in dit besluit goedgekeurde wijze. De handelswijze van de ACM is ook in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.
Standpunt ACM
5 De ACM stelt zich op het standpunt dat de vrijheid van de netbeheerder om de aansluiting te realiseren op de wijze waarop deze het beste in zijn net past, niet afdoet aan de conclusie in het bestreden besluit. De netbeheerder mag alleen kosten die rechtstreeks aan de aansluiting toe te schrijven zijn (ondiepe aansluitkosten) in rekening brengen. Kosten voor netinvesteringen (diepe aansluitkosten) worden via het transporttarief in rekening gebracht. Op basis van de stukken heeft de ACM geconstateerd dat Liander kosten heeft moeten maken die betrekking hebben op netverzwaringen. Met het plaatsen van een nieuw transformatorstation in haar bestaande middenspanningskabel heeft Liander haar net uitgebreid in de richting van [naam 1] . De knip bevindt zich in het transformatorstation. De knip bevindt zich dus in de werkelijke situatie dichter bij de installatie van [naam 1] dan in de geoffreerde situatie. Dit betekent dat Liander door bij de berekening van de meerlengte uit te gaan van een fysieke verbinding met het ten tijde van de offerte dichtstbijzijnde transformatorstation, meer meerlengte in rekening heeft gebracht dan benodigd. De ACM vindt dan ook dat Liander in strijd met artikel 27, tweede lid, aanhef en onder e, van de Elektriciteitswet en artikel 2.2.1, aanhef en onder a, van de Tarievencode diepe netinvesteringen bij [naam 1] in rekening heeft gebracht. Een beroep op het kostenveroorzakingsbeginsel brengt hier geen verandering in.
Oordeel van het College
6.1
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
6.2
Het College moet beoordelen of ACM in het kader van artikel 51 van de Elektriciteitswet terecht heeft geconcludeerd dat Liander in strijd met haar verplichtingen op grond van de Elektriciteitswet heeft gehandeld.
6.3
[naam 1] heeft bij Liander een offerte gevraagd voor een standaardaansluiting als omschreven in Bijlage A onder A3 in de Tarievencode. Niet in geschil is dat Liander voor een andere aanleg van de aansluiting voor [naam 1] heeft gekozen dan de geoffreerde standaardaansluiting. Liander heeft op korte afstand van [naam 1] een nieuw transformatorstation geplaatst in het traject van de geoffreerde meerlengte van 743 meter. Liander heeft [naam 1] met het transformatorstation verbonden. Naar het oordeel van het College dient het aansluittarief (onder meer) vastgesteld te worden aan de hand van de lengte van de verbinding tussen [naam 1] en het nieuwe transformatorstation, omdat dat nieuwe transformatorstation moet worden opgevat als onderdeel van het net. Hierna volgt een onderbouwing van dit oordeel.
6.4
Allereerst volgt uit de definities van het begrip ‘aansluiting’ en het begrip ’net’ in artikel 1 van de Elektriciteitswet dat een transformator behoort tot het net en niet tot de aansluiting. Ook uit de bepalingen over het aansluittarief volgt niet dat een transformator tot de aansluiting behoort. Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Elektriciteitswet in samenhang met artikel 2.3.2a van de Tarievencode bestaat het aansluittarief uit een bedrag voor het tot stand brengen van de ‘knip’ in het net van de netbeheerder, de beveiliging van het net en de verbinding tussen de knip en de beveiliging. Uit de toelichting bij (nu) artikel 28 van de Elektriciteitswet blijkt dat het begrip ‘aansluiting’ beperkt moet worden opgevat (Kamerstukken II 1998/1999, 26303, nr. 3, blz. 21-22):
"Deze beschrijving maakt duidelijk dat de aansluiting beperkt moet worden opgevat: het gaat om wat bij elke aansluiting gebeurt, namelijk het maken van de verbinding tussen de «knip» in het net, dat wil zeggen het verbreken van een elektriciteitsleiding om een andere leiding daarmee te verbinden, het aanbrengen van voorzieningen om het net te beveiligen en het maken van een verbinding tussen de knip en de beveiligingsvoorzieningen. Diepe aansluitkosten worden niet in rekening gebracht."
Een hulpmiddel als de transformator maakt geen onderdeel uit van de knip, de beveiliging of de verbinding. Ten slotte is in de beschrijving van de standaardaansluitingen in bijlage A van de Tarievencode geen configuratie opgenomen waarbij een transformator deel uitmaakt van een van deze drie elementen van de aansluiting. Voor zover een transformator is opgenomen maakt deze deel uit van het net of van de installatie van de afnemer.
6.5
Liander heeft op de zitting erop gewezen dat het College eerder (onder meer in de uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:CBB:2014:370) heeft geoordeeld dat de aansluiting tot het net behoort, maar dat oordeel is niet gegeven met het oog op de vaststelling van het aansluittarief. Voor de tariefbepaling moet een onderscheid worden gemaakt tussen aansluitvoorzieningen en netvoorzieningen, zo volgt uit de Elektriciteitswet en de Tarievencode. De kosten voor een aansluiting worden via het aansluittarief in rekening gebracht, terwijl de kosten voor een netuitbreiding voor rekening van de netbeheerder komen (die kosten hiervoor op grond van artikel 3.2.1 van de Tarievencode via het transporttarief bij afnemers in rekening brengt).
Dat niet meteen derden zijn aangesloten op de transformator is, gezien het voorgaande en anders dan Liander ter zitting heeft betoogd, niet relevant. Ook zonder de aansluiting van derden behoort de transformator in dit geval tot het net van Liander.
De restitutieregeling van artikel 2.4.5 van de Tarievencode dwingt ook niet tot een ander oordeel. Die regeling voorziet in restitutie in het geval derden worden aangesloten op een kabel die deel uitmaakt van de aansluiting, maar geeft geen antwoord op de vraag wat tot het net behoort en wat tot de aansluiting.
6.6
Het College ziet geen grond voor het oordeel dat de netsituatie ten tijde van de aanvraag bepalend is voor de vaststelling van het aansluittarief. Liander heeft er terecht op gewezen dat de tarieven voor standaardaansluiting modelmatige tarieven zijn, maar het tarief voor de meerlengte is nu juist gebaseerd op het daadwerkelijke aantal meters meerlengte voor een individuele aansluiting op het net. Uitgaan van de netsituatie ten tijde van de aanvraag zou tot gevolg hebben dat de netbeheerder, in strijd met artikel 27, tweede lid, aanhef en onder e, van de Elektriciteitswet, meerlengte in rekening brengt die als gevolg van de netuitbreiding niet nodig is om de aansluiting te realiseren. In het geval van een netuitbreiding kan de situatie ten tijde van de offerte niet bepalend zijn.
6.7
Het betoog van Liander over de vrijheid van de netbeheerder is in zoverre juist dat de netbeheerder het ontwerp en de technische uitvoering van een standaardaansluiting bepaalt. Als echter, zoals hier, de aanleg van de aansluiting met zich brengt dat het net wordt uitgebreid, dan mag de netbeheerder daaraan niet voorbij gaan bij de bepaling van het aansluittarief. Liander heeft nog opgemerkt dat zij er ook voor had kunnen kiezen meerdere parallelle kabels aan te leggen. Echter, zoals Liander zelf heeft aangegeven, is dit een theoretische variant, die niet efficiënt en doelmatig is. Daarnaast heeft zij zelf de keuze gemaakt om niet voor deze variant te gaan.
6.8
Anders dan Liander betoogt, is niet relevant dat de kosten van de netuitbreiding (in eerste instantie) alleen zijn gemaakt ten behoeve van de aanleg van de aansluiting van [naam 1] . Als een netuitbreiding nodig is, dan komen de kosten hiervan op grond van artikel 27, tweede lid, aanhef en onder e, van de Elektriciteitswet voor rekening van de netbeheerder, ongeacht voor hoeveel aansluitingen de netuitbreiding wordt gerealiseerd. Het kostenveroorzakingsbeginsel kan geen afbreuk doen aan de verplichting van de netbeheerder om kosten voor aanpassingen in het net vanaf het begin voor eigen rekening te nemen. Met deze verplichting heeft de wetgever er juist voor gekozen om een uitzondering te maken op het kostenveroorzakingsbeginsel. Deze kosten kunnen vervolgens via het transporttarief bij afnemers in rekening gebracht worden.
6.9
Liander kan worden nagegeven dat de rechtsvoorganger van de ACM, de toenmalige Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), in 2005 in de zaak MI Infra, ondanks dat de tracé-lengte kennelijk niet langer in geschil was, zich op het standpunt heeft gesteld dat de netsituatie ten tijde van aanvraag bepalend is voor de in rekening te brengen meerlengte. Het College onderkent dat de relevante feiten in die zaak vergelijkbaar zijn met die van de voorliggende zaak, maar komt tot een ander oordeel over de juridische betekenis daarvan dan de NMa. Omdat het College het oordeel van de ACM in deze zaak onderschrijft, heeft de ACM haar bevoegdheden niet op een onrechtmatige wijze uitgeoefend, zoals Liander stelt. Evenmin is sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel aangezien een gepubliceerd geschilbesluit niet kan worden gezien als een publicatie als bedoeld in de door Liander aangehaalde bepalingen uit de Elektriciteitsrichtlijn. Ook kan geen sprake zijn van strijd met het gelijkheidsbeginsel aangezien het eerder door de NMa ingenomen standpunt onjuist was. Ten slotte is de ACM bij het nemen van een geschilbesluit niet gebonden aan het oordeel van een rechtbank in een civiele zaak.
Slotsom
7 De ACM heeft terecht geconcludeerd dat Liander in strijd met de Elektriciteitswet heeft gehandeld door kosten voor netinvesteringen bij [naam 1] in rekening te brengen. Het College zal het beroep ongegrond verklaren.
8 De ACM hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. M. van Duuren en mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.
w.g. J.H. de Wildt w.g. I.C. Hof

Bijlage

Elektriciteitswet 1998

Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b en i
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, waaronder begrepen één of meer verbindingen tussen een net dat wordt beheerd door een netbeheerder en een net dat beheerd wordt door een ander dan die netbeheerder en tussen het net op zee en een windpark op zee;
i. net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen onderdeel uitmaken van een directe lijn of liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;
Artikel 23, eerste lid
1. De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk. De netbeheerder verstrekt degene die om een aansluiting op het net verzoekt een gedetailleerde en volledige opgave van de uit te voeren werkzaamheden en de te berekenen kosten van de handelingen, onderscheiden in artikel 28, eerste lid.
Artikel 27, tweede lid, aanhef en onder e
2. In de tariefstructuren wordt in ieder geval opgenomen dat:
e. aanpassingen in het net die verband houden met het maken van een aansluiting komen voor rekening van de netbeheerder die het betreffende net beheert;
Artikel 28
1. Het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net heeft uitsluitend betrekking op:
a. het verbreken van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een afnemer met dat net tot stand te brengen,
b. het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden en
c. het tot stand brengen en in stand houden van een verbinding tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen.
Artikel 51, eerste lid
1. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen.
Tarievencode Elektriciteit
Artikel 2.1.2
De aansluitdienst omvat de werkzaamheden, genoemd in artikel 28 van de Elektriciteitswet 1998.
Artikel 2.2.1
Het aansluittarief dient ter bestrijding van de kosten die de netbeheerder in verband met de onder 2.1.2 genoemde werkzaamheden maakt, en voor zover deze geen deel uitmaken van de transportkosten. Deze kosten zijn te onderscheiden in:
a. initiële investeringskosten;
b. kosten voor het in stand houden van de aansluiting.
Artikel 2.3.2a
Het eenmalige aansluittarief bestaat uit een bedrag dat is opgebouwd uit een vast bedrag voor de verbreking van het net van de desbetreffende netbeheerder om een fysieke verbinding van de installatie van een aangeslotene met dat net tot stand te brengen (de knip), een vast bedrag voor het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden (de beveiliging) en een vast bedrag voor het tot stand brengen van een verbinding met een maximale kabellengte van 25 meter tussen de plaats waar het net verbroken is en de voorzieningen om het net te beveiligen (de verbinding), aangevuld met een bedrag per meter voor elke meter meer dan die 25 meter.
Artikel 2.4.5
In het geval dat op een bestaande aansluiting een nieuwe aansluiting wordt gemaakt, zodat een deel van de aansluitkabel in een net verandert, zal de netbeheerder onder de volgende voorwaarden overgaan tot restitutie van een deel van het door de “eerstaangeslotene” betaalde éénmalige aansluittarief (…)
Artikel 3.2.1
Het transporttarief dient ter dekking van de kosten van de door de netbeheerder beheerde infrastructuur voorzover deze kosten geen deel uitmaken van de aansluitkosten.
Bijlage A
A.3. Gewenste aansluitcapaciteit 60 kVA tot en met 0,3 MVA (figuur 3)
De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen vanaf 60 kVA tot en met 0,3 MVA is op het dichtstbijzijnde algemene LS-voedingspunt in het net van de netbeheerder (MS/LS-transformatorstation). De knip ligt in het transformatorstation en begint vanaf de strook op het laagspanningsrek. De verbinding bestaat uit een laagspanningskabel die loopt vanaf het transformatorstation tot aan de beveiliging binnen de onroerende zaak van de aangeslotene. Het overdrachtspunt (beveiliging en scheiding) bevindt zich in de aansluitkast in de meterkast van de aangeslotene. Het meterbord wordt nog toegerekend aan de beveiliging op de onroerende zaak van de aangeslotene. De meettransformatoren dienen vergoed te worden middels het gereguleerde aansluittarief. Ook het elektrisch aansluiten van de meter behoort tot de aansluitdienst van de netbeheerder. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot het dichtstbijzijnde MS/LS-transformatorstation, dat deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.