ECLI:NL:CBB:2024:479
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H. de Wildt
- M. van Duuren
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Geschil over aansluittarief en kosten voor netinvesteringen in het kader van de Elektriciteitswet 1998
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 juli 2024, in de zaak tussen Liander N.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), staat de vraag centraal of Liander in strijd heeft gehandeld met de Elektriciteitswet 1998 door kosten voor netinvesteringen in rekening te brengen via het aansluittarief. De ACM had eerder een geschilbesluit genomen waarin de klacht van een kleinverbruikersaansluitinghouder, aangeduid als [naam 1], gegrond werd verklaard. De klacht betrof de kosten voor een meerlengte verbinding die Liander in rekening had gebracht na de aanleg van een nieuw transformatorstation. Het College oordeelt dat de ACM terecht heeft vastgesteld dat Liander de kosten voor de netuitbreiding niet bij de klant in rekening mocht brengen, aangezien deze kosten voor rekening van de netbeheerder komen. Het College benadrukt dat de netbeheerder alleen ondiepe aansluitkosten mag doorberekenen en dat diepe aansluitkosten, zoals die voor netinvesteringen, via het transporttarief moeten worden verrekend. De uitspraak bevestigt dat de netbeheerder bij het vaststellen van het aansluittarief rekening moet houden met de werkelijke situatie van het net, en niet alleen met de situatie ten tijde van de aanvraag. Het College verklaart het beroep van Liander ongegrond en bevestigt de beslissing van de ACM.