ECLI:NL:CBB:2024:478

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
22/223
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang opgelegd aan houder van dieren wegens overtredingen van de Wet dieren

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 juli 2024, zaaknummer 22/223, wordt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit veroordeeld voor het opleggen van een last onder bestuursdwang aan een houder van dieren. De houder had een groot aantal dieren, waaronder paarden, pony’s, honden, katten, kippen en andere vogels. De minister had op 13 juli 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd omdat er op 18 juni 2020 overtredingen van de Wet dieren waren geconstateerd. De houder had echter bezwaar aangetekend tegen dit besluit, wat leidde tot een rechtszaak. De minister had de houder verweten dat zij haar dieren niet de nodige zorg had gegeven, wat in strijd was met de Wet dieren. De houder betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat de betrokken dierenarts, die eerder de dierenarts van de houder was, niet onafhankelijk kon oordelen. Het College oordeelde dat de minister in strijd had gehandeld met artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat hij het risico had aanvaard dat de dierenarts een persoonlijk belang had bij haar waarnemingen. Hierdoor werden de waarnemingen van de dierenarts uitgesloten als bewijs. Het College vernietigde de last onder bestuursdwang en de kostenbesluiten met betrekking tot de honden, katten, kippen en overige vogels, maar handhaafde de maatregelen voor de paarden en pony’s. De minister werd veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de houder.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/223

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats 1] (houder)

(gemachtigde: mr. R.A.J. van der Leeuw)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. N.N.A. Alam)

Procesverloop

Met het besluit van 13 juli 2020 heeft de minister een last onder bestuursdwang opgelegd aan de houder (last onder bestuursdwang).
Met het besluit van 17 december 2021 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar tegen de last onder bestuursdwang deels gegrond verklaard, het besluit in zoverre herroepen en een proceskostenvergoeding toegekend.
De houder heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting was op 13 maart 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: de houder, bijgestaan door haar gemachtigde, en namens de minister zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 2] en [naam 3] . Deze zaak is op de zitting gezamenlijk behandeld met de beroepen van de houder met zaaknummers 20/803 en 21/1215.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1
De houder houdt een groot aantal dieren, waaronder paarden, pony’s, honden, katten, kippen en andere vogels. De minister heeft de last onder bestuursdwang opgelegd, omdat op 18 juni 2020 op het terrein van de houder overtredingen zijn geconstateerd van de Wet dieren. Dat onderzoek is verricht door districtsinspecteurs van de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID). Van dat onderzoek is op 22 juni 2020 een toezichtrapport (toezichtrapport) opgemaakt door een van de districtsinspecteurs van de LID (de inspecteur) met daarin een weergave van de waarnemingen van dierenarts [naam 4] , die tijdens het onderzoek was ingeschakeld voor de honden, katten, kippen en overige vogels, en de waarnemingen van de in paarden gespecialiseerde dierenarts [naam 5] .
1.2
De minister verwijt de houder dat zij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.6, eerste en tweede lid, en artikel 1.7 onder c, d en e van het Besluit houders van dieren (Bhd) heeft overtreden. Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak. Samengevat gaat het, voor zover in beroep van belang, om de volgende verwijten:
Paarden en pony’s
- De houder heeft haar paarden en pony’s niet de nodige medische zorg gegeven, omdat haar paarden en pony’s luizen en/of mijten hadden. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren overtreden.
Honden
  • De houder heeft haar hond [naam 6] niet de nodige medische zorg gegeven, omdat [naam 6] een chronische oorontsteking heeft welke langdurig behandeld moest worden met een antibiotica. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.7, onder c, van het Bhd overtreden.
  • De houder heeft haar vier Rottweilers in de bijkeuken zodanig beperkt in hun bewegingsvrijheid dat zij hierdoor onnodig lijden en/of dat onnodig letsel wordt toegebracht en er onvoldoende ruimte wordt gelaten voor de ethologische en fysiologische behoeften. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.6, eerste en tweede lid, van het Bhd overtreden.
  • De houder heeft de nagels van haar twee Rottweilers in de eerste hengstenstal niet op tijd en op de juiste wijze verzorgd, omdat ze te lange nagels hebben. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren overtreden.
Katten
  • De houder heeft haar katten niet de mogelijkheid gegeven om hun behoefte te doen op een hygiënische plek, omdat zij de kattenbakken onvoldoende schoon heeft gehouden. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren overtreden.
  • De houder heeft haar kat [naam 7] met een vlooienallergie niet de nodige medische zorg gegeven. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.7, onder c, van het Bhd overtreden.
Vogels
  • De houder heeft haar blauw gele ara’s, grijze roodstaart papegaai en geelvoorhoofd amazone onvoldoende gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer gegeven, omdat ze enkel de beschikking hadden over zonnebloempitten. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.7, onder e, van het Bhd overtreden.
  • De houder heeft haar papegaaien en duif geen schone en zindelijke huisvesting gegeven, omdat de huisvesting van die vogels vervuild was met ontlasting en voerresten. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.7, onder d, van het Bhd overtreden.
  • De houder heeft haar blauw gele ara’s en grijze roodstaart papegaaien niet de nodige (medische) zorg gegeven, omdat ze slecht in de veren zitten en niet in optimale conditie zijn. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren overtreden.
Kippen
- De houder heeft de nagels van haar kippen niet op tijd en op de juiste wijze verzorgd, omdat de nagels helemaal krom en scheef gegroeid waren en niet meer op een natuurlijke wijze konden sluiten. Daarmee heeft de houder volgens de minister artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren overtreden.
1.3
Het onderzoek op 18 juni 2020 was een hercontrole na lasten onder bestuursdwang van 26 februari 2020 en 4 maart 2020. Omdat de houder niet alle maatregelen uit die lasten heeft nageleefd en omdat er tijdens de hercontrole nieuwe overtredingen zijn geconstateerd, heeft de minister de last onder bestuursdwang in deze zaak opgelegd. De minister wil voorkomen dat de houder de gezondheid en het welzijn van haar dieren (opnieuw) benadeelt. Voor zover de last onder bestuursdwang ook ter voorkoming van herhaling strekt, heeft de minister daar een termijn van een jaar aan verbonden en deze gold dus tot 13 juli 2021.
1.4
De last onder bestuursdwang van 26 februari 2020 (bekend bij het College onder zaaknummer 20/803) was opgelegd naar aanleiding van een onderzoek op 6 februari 2020 op het terrein van de houder. Dat onderzoek was een hercontrole na een last onder bestuursdwang van 23 januari 2020, opgelegd na controles op 14 en 16 januari 2020 en het daarvan opgemaakte toezichtrapport van 20 januari 2020.
1.5
Na het opleggen van de last onder bestuursdwang is, voor zover het College bekend, vier keer gecontroleerd of de houder heeft voldaan aan de opgelegde maatregelen, te weten op 23 juli 2020, 18 september 2020, 25 februari 2021 en 29 april 2021. Bij die controles is volgens de minister steeds geconstateerd dat de houder niet heeft voldaan aan de last onder bestuursdwang. De minister heeft daarom bestuursdwang toegepast. De kosten heeft de minister in rekening gebracht middels, voor zover het College bekend, een kostenbesluit van 4 februari 2022 voor kosten die zijn gemaakt voor het transport, een operatie en het ergens anders onderbrengen van hond [naam 8] .
Omvang van het geding
2.1
Het College heeft op de zitting begrepen dat de houder naast het bestreden besluit ook het kostenbesluit betwist. Het beroep van de houder tegen het bestreden besluit heeft daarom mede betrekking op het kostenbesluit. De houder heeft geen zelfstandige beroepsgronden gericht tegen het kostenbesluit.
2.2
Op de zitting is nog een kostenbesluit genoemd. De houder heeft dat kostenbesluit niet overlegd als bedoeld in artikel 5:31c, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar is het ook met dat besluit niet eens omdat de verkoopopbrengst van de paarden te laag zou zijn. Dat kostenbesluit is pas voor het eerst op de zitting door de minister genoemd en het College kan het door de betwisting ter zitting daartegen gerichte beroep met de voor handen zijnde informatie niet beoordelen. Het College ziet, mede om verdere vertraging van de behandeling te voorkomen, reden om dat beroep ter behandeling als bezwaar ex artikel 5:31c, tweede lid, van de Awb te verwijzen naar de minister.
Gronden van de houder
3 De houder betwist dat zij overtredingen heeft begaan en dat de minister heeft bewezen dat dit wel het geval is. Zij verzoekt haar bezwaargronden als hier herhaald en ingelast te beschouwen. Zij voert daarnaast aan dat het toezichtrapport niet kan dienen als bewijs voor enige overtreding, omdat het is opgesteld en ondertekend door slechts één inspecteur en de bevindingen niet zijn onderbouwd en gebaseerd zijn op aannames van de inspecteur. Verder heeft [naam 4] volgens de houder geen onafhankelijk onderzoek kunnen doen omdat zij eerst haar dierenarts was. Met betrekking tot hond [naam 6] stelt de houder dat het om een chronische oorontsteking gaat en dat de houder in het verleden zonodig via [naam 4] antibiotica heeft gegeven. Dit had echter geen resultaat. Omdat veelvuldig antibiotica geven niet goed is, heeft zij eerder [naam 4] verzocht om een onderzoek naar de onderliggende bacterie. Volgens de houder vond [naam 4] dit niet nodig. [naam 4] kan volgens de houder zijn teruggekomen op eerdere adviezen die ze zelf aan de houder heeft gegeven. Zij kon de dieren daarom niet zonder persoonlijk belang waarnemen. Voorts voert de houder met betrekking tot elk verwijt dat de minister haar maakt aan waarom dat volgens haar niet juist is. Die gronden zal het College hier niet opsommen, maar waar nodig hieronder bij de beoordeling bespreken.
Standpunt minister
4 Volgens de minister kan het toezichtrapport wel dienen als bewijs voor de overtredingen. De minister ziet niet in waarom [naam 4] geen onafhankelijk onderzoek heeft kunnen doen. [naam 9] waar [naam 4] werkzaam is, is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde en is gebonden aan de Code voor de Dierenarts op basis waarvan de onafhankelijkheid van [naam 4] voldoende is gewaarborgd. Op de zitting heeft de minister verder gesteld dat hij er aanvankelijk niet van op de hoogte was dat [naam 4] de dierenarts van de houder is (geweest). Volgens de minister heeft [naam 4] de houder inderdaad eerder, voorafgaand aan de onderzoeken op het terrein van de houder, geadviseerd over haar dieren, maar heeft de houder die adviezen steeds niet opgevolgd. Die adviezen zijn juist geweest en [naam 4] heeft tijdens de onderzoeken op het terrein van de houder steeds diezelfde adviezen aan haar gegeven.
Beoordeling College
5 De verwijzing van de houder naar de gronden die zij in bezwaar had aangevoerd, zonder dat zij heeft onderbouwd in welk opzicht de reactie van de minister in het bestreden besluit ontoereikend was, is op zichzelf onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waar het College op dient in te gaan (zie ook de uitspraak van het College van 15 februari 2022, ECLI:NL:CBB:2022:73, 5.1). Nu er in beroep naast deze verwijzing nog andere gronden zijn aangevoerd, zal het college daarop hieronder ingaan.
Betrokkenheid [naam 4]
6 Het College zal eerst de beroepsgrond beoordelen over de betrokkenheid van [naam 4] .
7.1
Partijen zijn het erover eens dat [naam 4] eerder de behandelend dierenarts is geweest van dieren van de houder. Het College stelt verder vast dat de minister dat vanaf de eerste controle op 14 januari 2020 wist. De inspecteurs besloten [naam 4] juist om die reden bij de controles in te schakelen. Uit het toezichtrapport van 20 januari 2020 blijkt namelijk dat de houder op 14 januari 2020 aan de inspecteur heeft verteld dat [naam 4] haar vaste dierenarts is, dat de inspecteur daarom op 15 januari 2020 bij [naam 4] is geweest om navraag te doen en op 16 januari 2020 tijdens het onderzoek in overleg met de houder heeft besloten om [naam 4] ter plaatse te laten komen en de controle voor wat betreft de honden, katten en kippen mede op haar waarnemingen te baseren. In het toezichtrapport van 20 januari 2020 is namelijk het volgende beschreven:
“Desgevraagd hoorde ik, [naam 10] , betrokkene […] vertellen dat […] [naam 4] van [naam 9] in [woonplaats 2] haar vaste dierenarts is.
[…]
Op woensdag 15 januari 2020 omstreeks 08.30 uur was ik, [naam 10] , bij de dierenarts […] [naam 4] , [naam 9] in [woonplaats 2] . Hier heb ik, [naam 10] , navraag gedaan over een aantal honden en katten die verbleven op het adres […].
Hierop heb ik, rapporteur, besloten om op donderdag 16 januari 2020 terug te gaan om nogmaals een controle uit te voeren en deze zaken te bespreken met betrokkene […].
[…]
In overleg met betrokkene […] is besloten om de dierenarts, mevrouw [naam 4] , ter plaatse te laten komen. Dit om geheel duidelijk te krijgen wat de dieren mankeert en wat er moet gebeuren.
Ik, [naam 10] , heb omstreeks 11.53 uur [naam 9] gebeld en gevraagd of dierenarts […] [naam 4] ter plaatse kon komen. Dit was geen probleem, de dierenarts […] [naam 4] zou zo snel mogelijk komen.
Enige tijd later verscheen dierenarts [naam 4] . Aangezien er ook een groot aantal paarden aanwezig was waar kennelijk het een en ander aan mankeerde, heeft dierenarts [naam 4] haar collega, dierenarts mevrouw [naam 11] gebeld, met de vraag naar de locatie te komen. Dierenarts [naam 11] is een dierenarts gespecialiseerd in paarden en pony’s.
Nadat ook dierenarts [naam 11] aanwezig was zijn alle aanwezige dieren en hun verblijven opnieuw bekeken.”
7.2
De minister heeft [naam 4] consequent in de rol van adviserend dierenarts betrokken bij de daaropvolgende controles wat betreft de honden, katten, kippen en overige vogels. Uit het toezichtrapport blijkt dat [naam 4] ook aanwezig was tijdens het onderzoek op 6 februari 2020:
“Overige dieren
Met betrekking tot de honden, katten, kippen en overige vogels is dierenarts […] [naam 4] ter plaatse gekomen […].”
7.3
Uit het toezichtrapport van 22 juni 2020 blijkt dat [naam 4] vervolgens ook is gevraagd om tijdens het onderzoek op 18 juni 2020 ter plaatse te komen wat betreft de honden, katten, kippen en overige vogels:
“Ondertussen was dierenarts […] [naam 4] ook ter plaatse. We zijn de woning binnen getreden en begonnen aan onze hercontrole. Kamer voor kamer waar de honden, katten, vogels en onder tussen ook pups verbleven. […]
Aanwezige honden:
We hebben de honden een voor een laten onderzoeken door dierenarts […] [naam 4] .
Tijdens de onderzoeken, heb ik, [naam 10] , geluisterd en meegeschreven. Waarvan in de alinea ‘beschrijving per hond/locatie’ de conclusie van de dierenarts staat vermeld en welke behandelingen zijn gestart bij de honden waarbij dit nodig was.
In het rapport beschrijf ik, [naam 10] , in de alinea ‘beschrijving per hond/locatie’ ook hoe het gesteld is met de huisvesting.
[…]
KATTEN.
We hebben de katten een voor een laten onderzoeken door dierenarts […] [naam 4] .
Tijdens de onderzoeken, heb ik, [naam 10] , geluisterd en meegeschreven. Waarvan in de alinea ‘beschrijving per kat’ de conclusie van de dierenarts staat vermeld en welke behandelingen zijn gestart bij de katten waarbij dit nodig was.
In het rapport beschrijf ik, [naam 10] , in de alinea ‘beschrijving per kat’ ook hoe het gesteld is met de huisvesting.”
7.4
Ook tijdens de hercontroles op 23 juli 2020, 25 februari 2021 en 29 april 2021 is [naam 4] steeds ter plaatse geweest als adviserend dierenarts met betrekking tot de honden, katten, kippen en overige vogels van de houder over hun gezondheid en welzijn en de omstandigheden waarin die dieren werden gehouden. Haar waarnemingen tijdens de controle op 25 februari 2021 blijken duidelijk uit de verklaring van [naam 4] bij het toezichtrapport van 6 april 2021 waarin staat:
“Op donderdag 25 februari 2021 heb ik op vraag van de LID de honden, katten en vogels […] onderzocht en beoordeeld. Hierbij is ook gekeken naar de omstandigheden waarin de dieren gehouden worden.
Huisvesting:
De 4 katten verbleven in de woning. De 2 ongecastreerde katers sproeien in de woning, dit veroorzaakt een sterke ammoniak lucht die schadelijk is voor de gezondeheid van de bewoners en de dieren in het huis.
Het merendeel van de honden zat buiten of in de stallen. De kennels / stallen waar de honden verblijven waren schoon. Buiten op het erf ligt overal ontlasting van de honden, hierdoor ontstaat een hoge infectiedruk mbt parasieten.
Achter het huis lopen 2 honden (een rottweiler en kruising stafford, allebei zonder chip) los op een afgezet stuk erf, hier is geen schuilmogelijkheid. Het stuk waarop ze lopen is bevuild met ontlasting van de dieren.
In de keuken zit 1 papegaai in een kooi met voldoende koolverrijking, maar wel alleen. Papegaaien dienen niet solitair gehouden te worden. De kooi was voldoende schoon.
De kippen hebben een buitenren gekregen, naast hun binnenverblijf in de stal. Hierdoor hebben ze meer ruimte en mogelijkheid tot scharrelen.
Voedselvoorziening en water:
[…]
Het dieet van de vogel bestaat voornamelijk uit een zaadmengeling en zonnebloempitten. Dit dieet is niet geschikt en zou vervangen moeten worden door een compleet vogelvoer. Het drinkwater is schoon.”
7.5
Bij de controles van de paarden en pony’s was niet [naam 4] , maar enkel [naam 5] als gespecialiseerd paardendierenarts betrokken.
7.6
Uit het toezichtrapport van 22 juni 2020 blijkt dat [naam 4] tijdens de controle steeds haar waarnemingen heeft gedeeld, die de inspecteur vervolgens als volgt beschrijft:
“Beschrijving per hond/locatie:
[…]
Hond 2: Newfoundlander, [naam 6] , […]
Gedurende de controle bleek dat hond [naam 6] niet is gezien en niet is behandeld door een dierenarts voor haar ontstoken oren en manke poot.
- De vacht van [naam 6] was onvoldoende, advies borstelen.
- Ze heeft nog steeds last van chronische oorontsteking, waarvoor ze behandeld is door dierenarts […] [naam 4] .
- Ze heeft nog altijd last van haar poot, waarvoor ze nu medicatie heeft gekregen voor 4 weken van dierenarts […] [naam 4] . Daarna moet dit opnieuw beoordeelt worden door een dierenarts.
[…]
Hond 8: Newfoundlander, [naam 12] , […]
Gedurende de controle bleek dat hond [naam 12] niet is gezien en niet is behandeld door een dierenarts voor de jeuk (Hotspot).
- De vacht was voldoende.
- [naam 12] heeft jeuk (hotspot), behandelplan van de dierenarts […] [naam 4] : De plek zou geschoren en schoongemaakt moeten worden, lokaal behandeld met zalf en daarnaast antibiotica tabletten, bovendien zou deze hond apart gezet moeten worden om te voorkomen dat de andere honden eraan gaan likken en zou hij zelf een kap om moeten om likken en bijten te voorkomen.
Hond 9: Newfoundlander, [naam 13] , […]
Gedurende de controle bleek dat hond [naam 13] niet is gezien en niet is behandeld door een dierenarts voor de haar ontstoken oog.
- De vacht was onvoldoende, advies borstelen.
- Rechts een ontstoken oog, er is door dierenarts […] [naam 4] oog zalf achter gelaten om het oog te behandelen.
Hond 10: Newfoundlander, Eva, […]
- Vervuilde achterkant advies borstelen.
[…]
De honden in de 1e hengsten stal.
Ik, [naam 10] , zag dat er 2 Rottweilers in de stal verbleven.
[…]
Ik, [naam 10] , hoorde dierenarts […] [naam 4] zeggen dat deze honden geen vlooien hebben.
Ik, [naam 10] zag dat deze honden te lange nagels hadden.
[…]
KATTEN.
[…]
Beschrijving per kat:
[…]
Kat 4: Europese korthaar, [naam 7] […]
- Nog steeds last van jeuk en vlooien. [naam 7] heeft een vlooien allergie. Ze is behandeld tegen vlooien door dierenarts […] [naam 4] .
Ik, [naam 10] , zag dat de ruimte (keuken/woonkamer) voldoende schoon was, echter waren de kattenbakken vervuild met ontlasting van katten, […].
De aanwezige vogels (binnen gehuisvest).
[…]
Ik, [naam 10] , zag in elk geval het verenkleed van de ara’s en grijze roodstaart papegaaien niet in optimale conditie was. Waarschijnlijk komt dit doordat de vogels zichzelf plukken of worden ze geplukt door de andere vogel. Dit plukken van zichzelf kan ontstaan door medische redenen, stress of verveling.
Advies van […] [naam 4] is om een vogel dierenarts de vogels te laten bekijken.
[…]
KIPPEN.
[…]
Beschrijving van de kippen:
[…]
De kippen zijn door dierenarts […] [naam 4] behandeld met [medicijn] voor de kalkpoten.
Behandelplan dierenarts: over 1 maand weer behandelen met [medicijn] .
[…]
Ik, [naam 10] , zag dat er meerdere kippen veel te lange nagels hadden met hieraan klompjes vuil/ ontlasting.
Ik, [naam 10] , zag dat de nagels helemaal krom en scheef gegroeid waren omdat ze zo lang zijn en niet op natuurlijke wijze slijten.”
7.7
Het College overweegt dat [naam 4] hiermee tijdens de controles in een positie als adviserend geneeskundige moest oordelen over dieren die zij eerder had behandeld in opdracht van de houder en waarover zij eerder adviezen had gegeven aan de houder, zoals de hond [naam 6] . De minister heeft niet duidelijk kunnen maken hoe het precies zit met de eerdere betrokkenheid van [naam 4] wat betreft de oorontsteking van die hond, terwijl ook de toezichtrapporten van 17 februari 2020 en 22 juni 2020 daarover geen duidelijkheid geven. Nu de minister wist dat [naam 4] de eigen dierenarts van de houder was en ieder onderzoek naar de exacte, eerdere betrokkenheid van [naam 4] voorafgaand aan de toezichtonderzoeken heeft nagelaten, is het College van oordeel dat de minister bewust het risico heeft aanvaard dat [naam 4] een persoonlijk belang kon hebben bij haar waarnemingen als adviserend diergeneeskundige, bijvoorbeeld als zij tijdens de controles geconfronteerd werd met haar eerdere behandelingen en adviezen, ook als deze niet juist of discutabel zouden blijken.
7.8
Het College is van oordeel dat de minister daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 2:4, tweede lid, van de Awb. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden. Om die reden moeten de waarnemingen van [naam 4] als adviserend dierenarts als bewijs worden uitgesloten. De last onder bestuursdwang steunt wezenlijk op die waarnemingen. Daar komt nog bij dat de inspecteur in het toezichtrapport de rol van [naam 4] en haar eigen waarnemingen zodanig met elkaar heeft vermengd, dat zij niet goed van elkaar zijn te scheiden. Dat alles betekent dat er geen bruikbaar bewijs is van de overtredingen als het gaat om de honden, katten, kippen en overige vogels. Dat betekent dat de minister niet mocht overgaan tot het opleggen van de maatregelen met betrekking tot die dieren. Dat geldt ook voor de kostenbesluiten die daaruit zijn voortgevloeid. Dat betreft, voor zover het College bekend, het kostenbesluit van 4 februari 2022 voor kosten die zijn gemaakt voor het transport, een operatie en het ergens anders onderbrengen van hond [naam 8] . De beroepsgrond slaagt.
8 De overige beroepsgronden met betrekking tot de honden, katten, kippen en overige vogels behoeven gelet op het voorgaande geen beoordeling meer.
Paarden en pony’s
9.1
De houder betoogt dat het toezichtrapport niet kan dienen als bewijs, omdat het is opgesteld door slechts één toezichthouder en een groot deel van de bevindingen niet is onderbouwd, omdat veterinaire verklaringen en facturen ontbreken en het fotomateriaal ontoereikend is. Verder zijn volgens de houder enkele bevindingen slechts gebaseerd op aannames en meningen van de inspecteur en is er geen sprake van concreet en toetsbaar bewijs, omdat het toezichtrapport op veel vlakken een inzichtelijke beschrijving mist van de gehanteerde werkwijze en een voldoende gedetailleerde beschrijving mist van de waarnemingen. Ook probeert de minister ten onrechte de bewijslast om te keren.
9.2
Het College stelt voorop dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de bevindingen in een toezichtrapport als de controle is verricht en het toezichtrapport is opgemaakt door (een) hiertoe bevoegde toezichthouder(s) en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder, in dit geval de LID, kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Als de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Als het toezichtrapport, zoals in dit geval, niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt, komt aan de in het rapport vermelde feiten en omstandigheden daarmee minder bewijskracht toe, dan wanneer deze zouden zijn opgenomen in een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dit betekent evenwel niet dat het bestuursorgaan zijn besluit niet (uitsluitend) op het toezichtrapport mocht baseren. Het College betrekt hierbij dat dit rapport is opgesteld door een opgeleide toezichthouder, van wie niet is gebleken dat deze een belang heeft bij het onjuist vermelden van hetgeen hij heeft waargenomen. Het ligt op de weg van degene bij wie de controle is verricht om aannemelijk te maken dat de bevindingen niettemin onjuist zijn (zie onder andere de uitspraak van het College van 27 september 2022, ECLI:NL:CBB:2022:656, onder 6.3). Het College is daarom van oordeel dat de minister het toezichtrapport wel mocht betrekken bij zijn oordeel. Anders dan de houder stelt, is daarmee geen sprake van een omkering van de bewijslast. De beroepsgrond slaagt niet.
10.1
De houder betwist verder dat haar paarden en pony’s luizen en/of mijten hadden. De dieren worden hier jaarlijks voor behandeld. Uit het toezichtrapport volgt niet op welke wijze de luizen geconstateerd zijn en hoeveel luizen er zijn geconstateerd. Ten aanzien van de constatering dat er bij de Shetlanders sprake zou zijn van luizen, is het toezichtrapport volgens de houder tegenstrijdig, omdat op pagina 10 van het rapport staat, per pony, dat er geen sprake is van luizen/mijten.
10.2.1
Het College overweegt dat de inspecteur in het toezichtrapport als zijn waarneming of als waarneming van [naam 5] , voor zover hier van belang, het volgende heeft beschreven:
“PAARDEN EN PONY’S.
We hebben de pony’s en paarden een voor een laten onderzoeken door dierenarts [naam 5] .
Tijdens de onderzoeken, heb ik, [naam 10] , geluisterd en meegeschreven. Waarvan hieronder een overzicht staat bij ‘beschrijving per paard/pony’ en eventuele behandelingen. […]
[…]
Last onder bestuursdwang.
[…]
2. Zorg dat uw paarden en pony’s door dierenarts onderzocht worden naar de algemene
gezondheidstoestand, waarbij u vooral laat kijken naar de luizen en/of mijten. Volg het behandelplan van de dierenarts op die de dierenarts heeft opgesteld voor de geconstateerde aandoening(en).
Niet voldaan, de paarden en pony’s hadden nog steeds last van luizen en mijten. De paarden en pony’s zijn ter plaatse behandeld tegen luizen/mijten.
[…]
Beschrijving per paard/pony:
[…]
Pony 3: Shetlander, [naam 14] , […]
[…]
- Deze pony heeft jeuk aan de staartbasis, behandeld door dierenarts [naam 5] tegen luizen/mijten.
[…]
Pony 6: Shetlander, [naam 15] […]
- Deze pony heeft jeuk aan de staartbasis, behandeld door dierenarts [naam 5] tegen luizen/mijten.
Gedurende de controle bleek dat de pony’s niet zijn gezien en niet zijn behandeld door een dierenarts voor de luizen/mijten.
[…]
De 2 trekpaarden.
[…]
De twee trekpaarden zijn onderzocht op luizen/ mijten door dierenarts [naam 5] . Beide hadden nog steeds last van jeuk door de luizen/ mijten.
Gedurende de controle bleek dat de trekpaarden niet zijn gezien en niet zijn behandeld door een dierenarts voor de luizen/ mijten. De beide trekpaarden zijn behandeld tegen luizen/ mijten door dierenarts [naam 5] .
De overige paarden.
Hierna zijn we naar de stallen gelopen waar de andere paarden gestald stonden. […]
Alle paarden die nog op stal stonden en in de wei stonden zijn onderzocht door dierenarts [naam 5] op luizen/mijten.
Gedurende de controle bleek dat er 3 [naam 16] niet zijn gezien en niet zijn behandeld door een dierenarts voor de luizen/ mijten.
Het gaat om onderstaande [naam 16] :
- [naam 16] , [naam 17] , […]
- [naam 16] , [naam 18] , […]
[naam 17] en [naam 18] zijn behandeld tegen luizen/ mijten door dierenarts [naam 5] .
- [naam 19] , [naam 20] , […]
Deze had minimaal last van luizen/ mijten. Betrokkene van [naam 1] behandeld deze zelf.
De hengsten.
Hengst 1: [naam 16] , [naam 21] , […]
- Had last van luizen/ mijten is behandeld door dierenarts [naam 5] .
Hengst 2: [naam 16] , [naam 22] , […]
- Had last van luizen/ mijten is behandeld door dierenarts [naam 5] .”
10.2.2
Uit het toezichtrapport blijkt dat de pony’s [naam 14] en [naam 15] voor de luizen/mijten niet zijn gezien en behandeld door een dierenarts, dat de twee trekpaarden voor de luizen/mijten niet zijn gezien en behandeld door een dierenarts, dat drie [naam 16] , [naam 17] , [naam 18] en [naam 20] , voor de luizen/mijten niet zijn gezien en behandeld door een dierenarts en dat hengsten [naam 21] en [naam 22] last hadden van luizen/mijten, terwijl de houder al eerder was gelast de luizen/mijten bij haar paarden en pony’s te behandelen middels een eerdere last onder bestuursdwang. Met wat de houder hiertegenover heeft gesteld, maar niet met bewijs heeft onderbouwd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij de paarden en pony’s wel de nodige verzorging heeft gegeven met betrekking tot de luizen/mijten. De stelling van de houder dat in het toezichtrapport staat dat er per pony geen sprake is van luizen/mijten, is dus onjuist. Het College is van oordeel dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de houder artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren heeft overtreden door haar paarden en pony’s de nodige verzorging te onthouden wat betreft de luizen/mijten. De beroepsgrond slaagt niet.
Slotsom
11 Het beroep slaagt voor zover het ziet op de maatregelen met betrekking tot de honden, katten, kippen en overige vogels. Het College zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit in zoverre vernietigen. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en de last onder bestuursdwang in zoverre te herroepen. Het College zal het beroep tegen het kostenbesluit van 4 februari 2022 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De gronden die zien op de maatregelen met betrekking tot de paarden en pony’s slagen niet. Het College zijn geen kostenbesluiten bekend met betrekking tot de paarden en pony’s.
Proceskosten
12 Het College veroordeelt de minister in de door de houder gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op in totaal € 1.750,-. Daarbij is uitgegaan van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de maatregelen met betrekking tot de honden, katten, kippen en overige vogels;
  • herroept de last onder bestuursdwang in zoverre en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • verklaart het beroep tegen het kostenbesluit van 4 februari 2022 gegrond en vernietigt dat kostenbesluit;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 184,- aan de houder te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van de houder van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. M.M. Smorenburg en mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. N.A. van Opbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.
w.g. R.C. Stam w.g. N.A. van Opbergen

Bijlage

Wet dieren
Artikel 2.2. Houden van dieren
[…]
8 Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.
Artikel 8.5. Bestuursdwang
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
Besluit houders van dieren
Artikel 1.6. Houden van dieren
1. De bewegingsvrijheid van een dier wordt niet op zodanige wijze beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht.
2 Een dier wordt voldoende ruimte gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften.
[…]
Artikel 1.7. Verzorgen van dieren
Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:
[…]
c. dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd;
d. een toereikende behuizing heeft onder voldoende hygiënische omstandigheden;
e. een voor dat dier toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer krijgt toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier;
[…]
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:4
1. Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.
2 Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
Artikel 5:31c
1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van de bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
2 De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep inzake de beschikking tot toepassing van bestuursdwang of de beschikking tot vaststelling van de kosten echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
3 In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de beschikking die hij betwist.
4 Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.