ECLI:NL:CBB:2024:473

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
23/106 en 23/107
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de TVL-startersregeling op bestaande ondernemingen met uitbreiding van activiteiten

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaken 23/106 en 23/107, waarbij de ondernemer, die een foodtruck exploiteert, een subsidieaanvraag heeft ingediend op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (TVL-startersregeling). De ondernemer heeft verklaard dat hij zijn foodtruck, waarmee hij in 2016 is begonnen, nog steeds gebruikt voor cateringsopdrachten, ondanks dat hij gedurende de coronaperiode niet actief was. Op 5 oktober 2020 heeft hij zijn activiteiten uitgebreid met de exploitatie van een Mexicaans restaurant, wat is vastgelegd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de subsidieaanvragen van de ondernemer afgewezen, omdat de inschrijfdatum van de onderneming niet binnen de vereiste periode viel. De ondernemer betwistte deze afwijzing en stelde dat hij wel degelijk als startende onderneming moet worden aangemerkt, omdat hij op 1 oktober 2020 met het restaurant is gestart. Het College heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een startende onderneming, omdat de ondernemer zijn oorspronkelijke activiteiten met de foodtruck niet heeft gestaakt en de nieuwe activiteiten als uitbreiding van de bestaande onderneming worden beschouwd.

Het College concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de ondernemer niet voldoet aan de voorwaarden van de TVL-startersregeling, aangezien er geen sprake is van een nieuwe onderneming, maar van een uitbreiding van een bestaande onderneming. De beroepen van de ondernemer zijn ongegrond verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/106 en 23/107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaken tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [woonplaats] (ondernemer)

(gemachtigde: [naam 3] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. S.F. Hu en mr. M. Achalhi)

Procesverloop

Met de besluiten van 1 juli 2022 (de subsidiebesluiten) heeft de minister de aanvragen van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (TVL-startersregeling) voor het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022 afgewezen.
Met de besluiten van 5 december 2022 (de bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 25 april 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen de ondernemer, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1. De eenmanszaak van de ondernemer staat met ingang van 7 maart 2016 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). De ondernemer startte toen met de exploitatie van een Mexicaanse foodtruck, op basis van de SBI-code 56.21 (Eventcatering). Later, op 1 oktober 2020, startte hij daarnaast met de exploitatie van een Mexicaans restaurant, op basis van de SBI-code 56.10.1 (Restaurants). De ondernemer heeft TVL-subsidies bedoeld voor startende ondernemingen aangevraagd.
2 De minister heeft de subsidieaanvragen van de ondernemer afgewezen, omdat uit het handelsregister blijkt dat de inschrijfdatum van de onderneming niet ligt in de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september 2021. De ondernemer voldoet daardoor niet aan dit subsidievereiste.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer stelt dat hij op 1 oktober 2020 wel degelijk is gestart met het Mexicaans restaurant en in de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 stond ingeschreven in het handelsregister. Daarmee voldoet hij dus aan het subsidievereiste voor startende ondernemingen. De ondernemer vindt het niet terecht dat hij nu niet als startende onderneming wordt aangemerkt vanwege de enkele omstandigheid dat hij met ingang van 17 maart 2016 staat ingeschreven in het handelsregister en later onder hetzelfde KvK-nummer is gestart met het restaurant. Bovendien exploiteerde hij in het begin een foodtruck. Nu houdt hij zich hoofdzakelijk bezig met het restaurant. Daarbij wijst de ondernemer op de rechtspraak van het College - zoals de uitspaak van 31 mei 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:271) en 26 juli 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:436) -, waaruit blijkt dat diverse eenmanszaken in aanmerking komen voor deze subsidie. Op de zitting heeft de ondernemer nog naar voren gebracht dat ten tijde van de aanvragen de informatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemers (RVO) onvoldoende duidelijk was. Volgens hem moest een onderneming ingeschreven staan in de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september 2021, en was het niet zo dat de inschrijfdatum van de onderneming in die periode moest liggen.
Standpunt van de minister
4 De minister stelt zich op het standpunt dat in dit geval geen sprake is van een startende onderneming in de zin van de TVL-startersregeling. Er is namelijk geen sprake van de exploitatie van een nieuwe activiteit: de ondernemer exploiteerde een foodtruck en is vervolgens begonnen met het exploiteren van een restaurant. Daarbij heeft hij een SBI-code toegevoegd aan zijn registratie in het handelsregister. De exploitatie van zijn foodtruck heeft hij niet gestaakt. Dit blijkt uit notities in het handelsregister en de verklaringen van de ondernemer. Daarom is hier sprake van het toevoegen van een bedrijfsactiviteit aan de bestaande activiteiten. Dit is dus een uitbreiding van een bestaande onderneming. De minister verwijst in dit verband naar de uitspraak van het College van 31 mei 2022, ECLI:NL:CBB:2022:277.
Beoordeling door het College
5.1
Het College is van oordeel dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat in dit geval geen sprake is van een startende onderneming in de zin van de TVL-startersregeling. Het College licht dit als volgt toe.
5.2
De ondernemer heeft op zitting verklaard dat hij de foodtruck, waarmee hij in 2016 is begonnen, nog altijd voor onder meer cateringsopdrachten gebruikt. Weliswaar is de ondernemer gedurende de coronaperiode niet actief geweest met de foodtruck, maar hij heeft deze activiteit niet definitief gestaakt. Daarnaast blijkt uit het “Overzicht van wijzigingen” van de KvK van 5 oktober 2020 dat het restaurant op die datum is toegevoegd aan de bestaande inschrijving van de onderneming, met als bedrijfsomschrijving “Verkoop van Mexicaanse etenswaren vanuit foodtruck alsmede catering. Exploitatie van een Mexicaans restaurant”. Gelet op het voorgaande stelt het College vast dat de ondernemer zijn oorspronkelijke activiteiten, de exploitatie van zijn foodtruck, niet heeft gestaakt en hij de nieuwe bedrijfsactiviteiten, de exploitatie van zijn restaurant, heeft toegevoegd aan de oorspronkelijke bedrijfsactiviteiten en de bestaande KvK-inschrijving van de onderneming. Hoewel het College begrijpt dat de ondernemer de start van het restaurant anders ziet, betekent dit dat geen sprake is van een startende onderneming als bedoeld in de TVL-startersregeling. Daarom heeft de minister terecht geconcludeerd dat hier sprake is van een uitbreiding van de activiteiten van een bestaande onderneming.
5.3
In de door de ondernemer aangehaalde uitspraken van 31 mei 2022 en 26 juli 2022 heeft het College geoordeeld dat een aanpassing van de inschrijving in het handelsregister vanwege de start van nieuwe bedrijfsactiviteiten in een bestaande eenmanszaak, onder die omstandigheden moet worden aangemerkt als een eerste inschrijving. Daarbij achtte het College van belang dat de oorspronkelijke activiteiten van de betreffende ondernemer ten tijde van de wijziging van de inschrijving waren gestaakt en dat het geen bedrijfsactiviteiten zijn die toegevoegd zijn aan de oorspronkelijke bedrijfsactiviteiten. Zoals hiervoor is overwogen, is daar in dit geval geen sprake van.
5.4
Over de stelling van de ondernemer dat de informatie op de website van de RVO ten tijde van de aanvraag onduidelijk of onjuist was, overweegt het College als volgt. Voorop moet worden gesteld dat de TVL-startersregeling bepaalt wat de vereisten zijn. De informatie op de website is niet leidend. Verder is niet aannemelijk geworden dat de tekst op de website luidde zoals de ondernemer heeft opgevat. Op zitting heeft de minister toegelicht dat het hier in geschil zijnde subsidievereiste in de TVL-startersregeling – dat de inschrijfdatum van de onderneming moet liggen in de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september – niet is gewijzigd. Dat de ondernemer dit vereiste onduidelijk vindt en het anders heeft opgevat, moet voor zijn rekening en risico blijven.
Conclusie
6 De beroepen zijn ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.
w.g. M.P. Glerum w.g. K. Naganathar