ECLI:NL:CBB:2024:458

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
22/2378 en 22/2379
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvragen op basis van omzetverlies door fiscale eenheid in het kader van COVID-19 steunmaatregelen

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 9 juli 2024, met zaaknummers 22/2378 en 22/2379, is de minister van Economische Zaken en Klimaat in het gelijk gesteld. De minister had de aanvragen van een onderneming voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) afgewezen, omdat niet voldaan werd aan het vereiste van minimaal 20% dan wel 30% omzetverlies. De onderneming, die samen met een andere onderneming een fiscale eenheid vormt, kon niet volstaan met de omzetgegevens uit de aangiften omzetbelasting. Er was aanvullende informatie nodig om de omzet correct toe te rekenen aan de aanvragende onderneming binnen de fiscale eenheid. De onderneming had geen bewijs geleverd van omzetverlies in de subsidieperiodes ten opzichte van de referentieperiodes, wat leidde tot de afwijzing van de aanvragen.

De minister had eerder besluiten genomen op 24 maart en 28 april 2022, waarin de aanvragen voor de periodes oktober tot en met december 2021 en januari tot en met maart 2022 werden afgewezen. De bezwaren van de onderneming werden ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 3 juni 2024 werd duidelijk dat de onderneming niet de benodigde gegevens had verstrekt om aan te tonen dat er sprake was van omzetverlies. Het College benadrukte dat voor de TVL elke onderneming die staat ingeschreven in het handelsregister een eigen aanvraag moet indienen op basis van de eigen omzet. De uitspraak concludeert dat de minister terecht de aanvragen heeft afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden voor subsidie.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/2378 en 22/2379

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] (onderneming)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. A.M.D. Dijkstra en mr. H.G.M. Wammes)

Procesverloop

Met de besluiten van 24 maart 2022 en 28 april 2022 heeft de minister de aanvragen van de onderneming voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periodes oktober tot en met december (Q4) van 2021 en januari tot en met maart (Q1) van 2022 afgewezen.
Met de besluiten van 28 september 2022 (bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 3 juni 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] namens de onderneming en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1. De onderneming heeft aanvragen ingediend voor subsidie voor Q4 van 2021 en Q1 van 2022. De onderneming is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met nummer [… 1] en vormt een fiscale eenheid met [naam 3] B.V. ( [naam 4] ), die is ingeschreven met KvK-nummer [… 2] . [naam 4] heeft subsidie ontvangen voor vier kwartalen, namelijk voor Q4 van 2020 en Q1 tot en met Q3 van 2021.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door het College

3 Het College stelt voorop dat de onderneming in haar aanvragen de omzet heeft ingevuld van de fiscale eenheid waartoe de onderneming behoort. De fiscale eenheid heeft die omzet opgegeven in de aangifte omzetbelasting. Dit betekent dat de opgegeven omzet bestaat uit de omzetten van de onderneming en [naam 4] .
Fiscale eenheid
4.1
De onderneming voert aan dat de aanvraag mede namens [naam 4] is gedaan, met wie zij een fiscale eenheid en ook één onderneming vormt. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat binnen de TVL alleen per onderneming subsidie kan worden aangevraagd en dat een fiscale eenheid niet als één onderneming kan worden gezien.
4.2
Zoals het College eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:57), is het uitgangspunt van de TVL dat iedere onderneming die staat ingeschreven in het handelsregister een eigen TVL-aanvraag doet op basis van de eigen omzet. Deze omzet blijkt uit de aangifte omzetbelasting dan wel op eenvoudige en duidelijke wijze uit de financiële administratie of uit een ander bewijsstuk van de getroffen onderneming, bijvoorbeeld in het geval dat een onderneming behoort tot een fiscale eenheid. Dat voor het bepalen van de hoogte van de omzet wordt verwezen naar de Wet op de Omzetbelasting 1968, maakt niet dat hieruit volgt dat in het kader van een aanvraag op grond van de TVL die aanvraag (ook) kan worden ingediend namens de fiscale eenheid.
Omzetgegevens
5.1
De onderneming voert aan dat zij alle gegevens van de fiscale eenheid heeft verstrekt die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het omzetverlies. De minister stelt zich dan ook ten onrechte op het standpunt dat hij door het uitblijven van de verzochte informatie niet kan vaststellen dat aan de voorwaarden wordt voldaan.
5.2
Niet ter discussie staat dat de fiscale eenheid over haar gehele omzet aangifte omzetbelasting doet. Uitgangspunt volgens de TVL is dan dat de minister als omzet beschouwt het bedrag waarover de onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting. Dit staat in artikelen 2.5.3, zesde lid, eerste zin en 2.6.3, vijfde lid, eerste zin, van de TVL. Dat de onderneming tot een fiscale eenheid behoort, brengt met zich dat de aangifte omzetbelasting ziet op de totale omzet van alle ondernemingen binnen de fiscale eenheid. Er is dan ook aanvullende informatie nodig om de omzet uit de aangifte omzetbelasting te kunnen toerekenen aan de aanvragende onderneming binnen de fiscale eenheid. De minister onderzoekt daarom aan de hand van de financiële administratie van de onderneming welk bedrag als omzet van de onderneming kan worden beschouwd (zie in dit verband de uitspraak van het College van 17 mei 2022, ECLI:NL:CBB:2022:243). In het geval van de onderneming kan dan ook niet worden volstaan met de omzetgegevens uit de aangiften omzetbelasting, zoals de onderneming betoogt.
5.3
In de bezwaarfase heeft de onderneming verklaard dat zij zelf geen gefactureerde omzet heeft. Daarnaast heeft de onderneming alleen geconsolideerde gegevens overgelegd, hoewel de minister haar meerdere malen heeft verzocht om de omzetgegevens van de onderneming aan te leveren. Er is dan ook niet gebleken dat sprake is van omzetverlies in de subsidieperiodes ten opzichte van de referentieperiodes.
6 Nu de onderneming niet voldoet aan het vereiste van minimaal 20% (Q4 van 2021) dan wel 30% (Q1 van 2022) omzetverlies, heeft de minister terecht de aanvragen om subsidie afgewezen op grond van artikelen 2.5.5, eerste lid, aanhef en onder d, en 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder d, van de TVL.
Slotsom
7
Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
w.g. D. Brugman w.g. F. Willems

Bijlage

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Paragraaf 2.5 Subsidie vaste lasten voor de periode oktober, november en december 2021
Artikel 2.5.2 (verstrekking subsidie), eerste en tweede lid,
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden oktober, november en december van 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 20% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van A en C ten minste € 1.500 bedraagt;
c. die op de peildatum in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofdactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op de peildatum is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling in de bijlage is opgenomen of die op de peildatum is ingeschreven in het handelsregister met een hoofdactiviteit onder de code 64.2, 64.30.3 of 70.10 van de Standaard Bedrijfsindeling en met een nevenactiviteit die in de bijlage is opgenomen;
[…]
Artikel 2.5.3 (bepaling omzetverlies), zesde lid,
6. Als omzet van de getroffen MKB-onderneming wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan de getroffen MKB-onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. Tevens wordt als omzet beschouwd omzet die niet in een aangifte omzetbelasting gerapporteerd wordt, maar op eenvoudige en duidelijke wijze blijkt uit de financiële administratie of uit een ander bewijsstuk van de getroffen MKB-onderneming.
Artikel 2.5.5 (afwijzingsgronden), eerste lid, aanhef en onder d,
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
d. indien het verschil tussen de omzet in de referentieperiode en de schatting van de omzet in de subsidieperiode, zoals opgenomen in de subsidieaanvraag, gedeeld door de omzet in de referentieperiode en uitgedrukt in procenten, minder dan 20% bedraagt.
Paragraaf 2.6 Subsidie vaste lasten voor de periode januari, februari en maart 2022
Artikel 2.5.2 (verstrekking subsidie), eerste en tweede lid,
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden oktober, november en december van 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 20% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van A en C ten minste € 1.500 bedraagt;
c. die op de peildatum in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofdactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op de peildatum is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling in de bijlage is opgenomen of die op de peildatum is ingeschreven in het handelsregister met een hoofdactiviteit onder de code 64.2, 64.30.3 of 70.10 van de Standaard Bedrijfsindeling en met een nevenactiviteit die in de bijlage is opgenomen;
[…]
Artikel 2.6.3 (bepaling omzetverlies), vijfde lid,
5. Als omzet van de getroffen MKB-onderneming wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan de getroffen MKB-onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. Tevens wordt als omzet beschouwd omzet die niet in een aangifte omzetbelasting gerapporteerd wordt, maar op eenvoudige en duidelijke wijze blijkt uit de financiële administratie of uit een ander bewijsstuk van de getroffen MKB-onderneming.
Artikel 2.6.5 (afwijzingsgronden), eerste lid, aanhef en onder d,
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
d. indien het verschil tussen de omzet in de referentieperiode en de schatting van de omzet in de subsidieperiode, zoals opgenomen in de subsidieaanvraag, gedeeld door de omzet in de referentieperiode en uitgedrukt in procenten, minder dan 30% bedraagt.