ECLI:NL:CBB:2024:434

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
23/744
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor energiebesparende isolatiemaatregelen aan losstaand bijgebouw

In deze zaak heeft [naam] een subsidieaanvraag ingediend voor energiebesparende isolatiemaatregelen aan een losstaand bijgebouw. De minister voor Klimaat en Energie heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de getroffen maatregelen niet behoren tot de thermische schil van de hoofdwoning. [naam] heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de informatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) misleidend was en dat hij recht had op subsidie. De minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard en betoogd dat de informatie op de website van algemene aard is en niet specifiek op individuele gevallen is toegespitst. Tijdens de zitting op 16 mei 2024 is het standpunt van beide partijen besproken. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de minister de subsidieaanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de maatregelen niet zijn aangebracht in de bestaande thermische schil van de woning. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door de overheid. Het College concludeert dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/744

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats]

en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke)

Procesverloop

Met het besluit van 26 september 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de subsidieaanvraag op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing van de Regeling nationale en EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met het besluit van 23 februari 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van
[naam] ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 mei 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam] en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
[naam] heeft subsidie aangevraagd voor energiebesparende isolatiemaatregelen (maatregelen) getroffen aan zijn woning. Uit de toelichting en de foto’s bij de subsidieaanvraag blijkt dat die maatregelen zien op dak- en gevelisolatie voor het bijgebouw dat losstaat van de hoofdwoning.
1.2
De minister heeft de subsidieaanvraag van [naam] afgewezen omdat de maatregelen niet zijn getroffen in de bestaande thermische schil van zijn woning.
Standpunt van [naam]
3 [naam] kan zich niet vinden in het standpunt van de minister dat de aanvraag moet worden afgewezen omdat de maatregelen niet zijn aangebracht in de thermische schil van de woning. [naam] voert aan dat hij de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft geraadpleegd voordat hij de subsidieaanvraag heeft ingediend. Uit de informatie die hij daar vond heeft hij afgeleid dat isolatie van het bijgebouw voor subsidie in aanmerking komt als aan twee eisen is voldaan. Het bijgebouw moet een vast verwarmingselement hebben en het moet worden gebruikt als leefruimte. Volgens [naam] is in zijn geval aan die eisen voldaan. Over het vereiste van de thermische schil is volgens [naam] niets vermeld op de website. [naam] stelt zich op het standpunt dat de algemeen gangbare interpretatie van een bijgebouw juist inhoudt dat het om een zelfstandig losstaand gebouw gaat, dat dus geen onderdeel kán uitmaken van de bestaande thermische schil van de hoofdwoning. Verder betoogt [naam] dat op de website geen uitleg te vinden is over wat precies wordt bedoeld met de andere voorwaarden van de Regeling. Daarnaast ontbreekt op de website een link naar die voorwaarden. Daarom vindt [naam] dat de informatie op de website misleidend is en dat de RVO tekortschiet in zijn informatieplicht. [naam] vindt het kwalijk dat de minister de informatie op de website ten tijde van de zitting nog steeds niet had aangepast. Verder heeft [naam] in de bezwaarfase niet de indruk gehad dat zijn zaak opnieuw, onafhankelijk, is bekeken.
Standpunt van de minister
4 De minister vat het betoog van [naam] over het tekortschieten van de RVO bij de informatievoorziening op de website op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Dit beroep slaagt volgens de minister niet, omdat er geen sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging. De minister betoogt dat de informatie op de website waar [naam] op doelt van algemene aard is, omdat die niet is toegespitst op individuele gevallen en vooral een informatief karakter heeft. Daarnaast wijst de minister er op dat [naam] via een link naar de relevante wetgeving op de website had kunnen nalezen dat de maatregelen moeten worden aangebracht in de bestaande thermische schil van de woning. Bovendien vindt de minister dat [naam] contact met de RVO had moeten opnemen als de informatie op de website niet volledig of onduidelijk was. Verder stelt de minister zich op het standpunt dat in dit geval een volledige heroverweging op grond van artikel 7.11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft plaatsgevonden.
Beoordeling door het College
5.1
Artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling bepaalt dat subsidie wordt verstrekt voor de aanschaf en het laten aanbrengen van isolatiemateriaal in de bestaande thermische schil van de woning (voor dakisolatie: artikel 4.5.2, derde lid, aanhef, en onder a, onder 1° en voor gevelisolatie: artikel 4.5.2, derde lid, aanhef, en onder b, onder 1°).
5.2
Op de website van de RVO was ten tijde van belang het volgende vermeld:
“Krijg ik ook subsidie voor het isoleren van mijn in- of uitpandige garage of bijgebouw?
Nee, voor het isoleren van garages en bijgebouwen die eerder niet verwarmd waren, krijgt u geen subsidie.
Wordt uw garage of bijgebouw al wel verwarmd met behulp van een vast verwarmingselement, zoals een cv-installatie door een radiator, vloerverwarming of convector? En gebruikt u de ruimte als leefruimte? Dan heeft u wel recht op subsidie volgens de andere voorwaarden van de regeling.
Verwarmingselementen, zoals kacheltjes om het bijvoorbeeld vorstvrij te houden, worden niet gezien als een vast verwarmingselement. Daarvoor krijgt u geen subsidie.”
5.3
Het College vat de beroepsgronden van [naam] over de tekst op de website van de RVO en het misleidende karakter daarvan op als een beroep op schending van het vertrouwensbeginsel. Volgens rechtspraak van het College (zie de uitspraak van het College van 17 november 2020, ECLI:NL:CBB:2020:852, 9.1) moeten voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen worden doorlopen. De eerste stap is dat de betrokkene aannemelijk moet maken dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of, en zo ja hoe, het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Naar het oordeel van het College kan deze eerste stap in dit geval niet worden genomen. Uit de informatie op de website van de RVO kan, anders dan
[naam] stelt, niet worden afgeleid dat steeds aanspraak op subsidie bestaat indien sprake is van een verwarmd bijgebouw. Dat is alleen het geval als ook wordt voldaan aan de “andere voorwaarden van de regeling”, zoals bij het antwoord op de vraag in de vierde zin is vermeld. [naam] mocht er daarom niet zonder meer van uit gaan dat hij recht had op subsidie voor de isolatie van zijn bijgebouw. Indien voor hem niet duidelijk was welke andere voorwaarden van toepassing waren, had hij daar nader onderzoek naar moeten doen en zo nodig bij de RVO navraag kunnen doen. In artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling staat duidelijk dat de maatregel moet worden getroffen in een bestaande thermische schil van een woning. Dit wordt ook toegelicht op de website onder een andere “veel gestelde vraag”. Het beroep op schending van het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
5.4
De thermische schil van een woning wordt gevormd door de bouwkundige constructies die de woning omhullen en die niet grenzen aan een verwarmde ruimte. Dit zijn de constructies die de woning afscheiden van de buitenomgeving (bijvoorbeeld buitenlucht, water, grond) of aangrenzende onverwarmde ruimten (vergelijk de uitspraak van het College van 10 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:37). In dit geval is geen sprake van het aanbrengen van isolatiemateriaal in de bestaande thermische schil van de woning van [naam] . Uit de toelichting en de foto’s bij de aanvraag blijkt immers dat het gaat om het aanbrengen van isolatiemateriaal in het bijgebouw dat losstaat van de woning en de bestaande thermische schil. Dit betekent dat de minister de subsidieaanvraag voor gevelisolatie terecht heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan artikel 4.5.2., derde lid, aanhef, en onder a, onder 1° en onder b, onder 1° van de Regeling.
5.5
Tot slot ziet het College geen grond voor het oordeel dat in bezwaar geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. Die heroverweging heeft alleen niet geleid tot het door [naam] gewenste resultaat, omdat de minister in bezwaar heeft vastgehouden aan zijn standpunt over de uitleg van de regeling en de betekenis die aan de uitleg daarvan op de website moet worden gehecht. Deze beroepsgrond slaagt dus ook niet.
Slotsom
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman in aanwezigheid van mr. E.C.C. Deen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
w.g. D. Brugman w.g. E.C.C. Deen