ECLI:NL:CBB:2024:430
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen subsidiebesluit COVID-19 regeling wegens onvoldoende omzetverlies
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 juli 2024, zaaknummer 23/400, is het beroep van een ondernemer ongegrond verklaard. De ondernemer had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de subsidie vastgesteld op nihil, omdat de ondernemer niet voldeed aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies. De ondernemer had aangevoerd dat de referentieperiode, die liep van december 2019 tot en met februari 2020, niet representatief was voor haar situatie, aangezien zij haar restaurant pas op 10 december 2019 had geopend en in de eerste negen dagen van de referentieperiode geen omzet had behaald. De minister had echter terecht geen andere referentieperiode gehanteerd, omdat de TVL geen ruimte biedt voor afwijkingen in dit geval. Het College oordeelde dat de ondernemer in de referentieperiode omzet had kunnen behalen, en dat de omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg waren om een uitzondering te maken op de regels van de TVL. De minister was bevoegd om de subsidie op nihil vast te stellen, aangezien het omzetverlies minder dan 30% bedroeg. De uitspraak benadrukt het belang van de strikte toepassing van de regels van de TVL en de beperkte mogelijkheden voor uitzonderingen.