Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] (ondernemer)
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
Overwegingen
.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 juni 2024, zaaknummer 23/178, is de afwijzing van een subsidieaanvraag voor het eerste kwartaal van 2022 door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De ondernemer had een aanvraag ingediend op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL), maar de minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat de berekende vaste lasten niet voldeden aan de vereiste drempel van € 1.500,-. De ondernemer had zijn vaste lasten berekend op € 1.499,76, wat net onder de vereiste grens ligt. De minister handhaafde zijn standpunt dat de subsidieaanvraag terecht was afgewezen, en verwees naar eerdere uitspraken waarin was geoordeeld dat het niet voldoen aan de vereiste omzetverlies geen reden was om af te wijken van de TVL.
De ondernemer voerde aan dat de berekening van de vaste lasten naar boven afgerond zou moeten worden, maar het College oordeelde dat de TVL geen ruimte biedt voor dergelijke afrondingen. De minister had de vaste lasten berekend op € 1.499,58, en het College concludeerde dat de strikte toepassing van de TVL niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, ook al vond de ondernemer de uitkomst onredelijk. Het College verklaarde het beroep ongegrond, bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag en benadrukte dat de regelgeving geen ruimte biedt voor afwijkingen in de berekening van de vaste lasten.