ECLI:NL:CBB:2024:389

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
23/240
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 op € 0,- en terugvordering voorschot

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 mei 2024 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming was het niet eens met de vaststelling van de subsidie voor vaste lasten in het kader van de COVID-19-regeling, die op € 0,- was vastgesteld. De minister had deze beslissing gebaseerd op de bij de Belastingdienst bekende omzetgegevens. De onderneming voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze gegevens rechtvaardigden.

Het College heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de minister terecht gebruik heeft gemaakt van de omzetgegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn. Dit is in lijn met de keuze van de regelgever om de administratieve lasten te beperken en de uitvoerbaarheid te waarborgen. Het College heeft eerder, in een uitspraak van 11 januari 2022, geoordeeld dat het gebruik van deze gegevens geen onredelijk uitgangspunt is. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.

De door de onderneming aangevoerde omstandigheden werden door het College niet als uitzonderlijk genoeg beschouwd om van de regeling af te wijken. Daarom heeft het College het beroep ongegrond verklaard en bevestigd dat de subsidie op € 0,- is vastgesteld en dat het al uitbetaalde voorschot van € 130.495,82 terecht is teruggevorderd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/240

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

27 mei 2024

Rechter: mr. D. Brugman

Griffier: mr. J.M. Baars

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming), waarvoor aanwezig zijn

[naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door mr. N. Huizinga, de gemachtigde van de onderneming
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door
mr. H.G.M. Wammes en W. Dam

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Het College is van oordeel dat de minister bij het bepalen van de omzetten en de berekening van het omzetverlies mocht uitgaan van de bij de Belastingdienst bekende omzetgegevens. Zowel vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid als voor beperking van de administratieve lasten, heeft de regelgever er bewust voor gekozen om bij de groep ondernemingen die aangifte doet voor de omzetbelasting, die aangifte te gebruiken voor het bepalen van de omzet. Het College heeft in zijn uitspraak van 11 januari 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:5, onder 5) al geoordeeld dat dit geen onredelijk uitgangspunt is. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan van dat uitgangspunt worden afgeweken.
Het College vindt de door de onderneming aangevoerde omstandigheden niet zo uitzonderlijk dat de minister op grond daarvan van de Regeling subsidie vaste lasten financiering
COVID-19 had moeten afwijken.
Dit betekent dat de minister de subsidie terecht op € 0,- heeft vastgesteld en het al uitbetaalde bedrag van € 130.495,82 terecht heeft teruggevorderd.
w.g. D. Brugman w.g. J.M. Baars