ECLI:NL:CBB:2024:377

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
22/718
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kostenbesluit bestuursdwang opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft [naam 1] beroep ingesteld tegen een kostenbesluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking heeft op de toepassing van bestuursdwang. De minister had op 31 maart 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd aan [naam 1] vanwege overtredingen van de Wet dieren bij het houden van twee honden. De honden werden op 10 november 2020 in bewaring genomen en bij een opvangadres geplaatst. De minister stelde de kosten van de bestuursdwang vast op € 2.643,41, welke kosten bij [naam 1] in rekening werden gebracht. Het bezwaar van [naam 1] tegen dit kostenbesluit werd ongegrond verklaard, waarna hij in beroep ging.

Tijdens de zitting op 3 april 2024 voerde [naam 1] aan dat de minister ten onrechte bestuursdwang had toegepast en dat de kosten onterecht bij hem in rekening waren gebracht. Hij stelde dat de verzorging van de honden adequaat was en dat zijn woning kort voor de hercontrole was schoongemaakt. De minister daarentegen stelde dat de geconstateerde overtredingen ernstig waren en dat de kosten terecht bij [naam 1] in rekening waren gebracht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat [naam 1] niet had voldaan aan de last onder bestuursdwang en dat de kosten van de bestuursdwang terecht waren opgelegd.

Het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zouden leiden tot de conclusie dat de kosten niet voor rekening van [naam 1] zouden moeten komen. Het beroep werd ongegrond verklaard en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 22/718

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[naam 1] te [plaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. [naam 2] )
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. P.J. Kooiman)

Procesverloop

Met het besluit van 31 maart 2020 heeft de minister aan [naam 1] een last onder bestuursdwang opgelegd vanwege overtreding van de Wet dieren bij het houden van twee honden.
Op 10 november 2020 zijn de honden van [naam 1] in bewaring genomen en bij een opvangadres geplaatst. In de brieven van 12 november en 23 november 2020 heeft de minister de toepassing van bestuursdwang op schrift gesteld en meegedeeld onder welke voorwaarden de in bewaring genomen honden weer aan [naam 1] overgedragen konden worden.
Met het besluit van 10 augustus 2021 (kostenbesluit) heeft de minister de kosten van de toepassing van bestuursdwang vastgesteld en het bedrag van € 2.643,41 bij [naam 1] in rekening gebracht.
Met het besluit van 3 maart 2022 (beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar tegen het kostenbesluit ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
De zitting was op 3 april 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 1] , bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Op 5 februari en op 10 maart 2020 hebben districtsinspecteurs van de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) de gezondheid en het welzijn onderzocht van de door [naam 1] gehouden honden. Tijdens dit onderzoek hebben zij overtredingen van de Wet dieren vastgesteld.
1.2
Met de last onder bestuursdwang heeft de minister aan [naam 1] opgedragen om ervoor te zorgen dat vóór 13 april 2020 de honden altijd een schone en zindelijke huisvesting hebben en dat de bench schoon en zindelijk is. Daarnaast dient [naam 1] het behandelplan te volgen dat is opgesteld door de dierenarts. Het behandelplan houdt in dat [naam 1] de honden één maal per zes weken op afspraak laat wegen, dat hij de honden een kwart van de voeding geeft die hij voorheen gaf, dat hij langer loopt met de honden en de uitlaatfrequentie verhoogt naar minimaal vier maal per dag.
1.3
Op 10 november 2020 hebben districtsinspecteurs van de LID opnieuw de gezondheid en het welzijn onderzocht van de door [naam 1] gehouden honden. De bevindingen van deze hercontrole zijn neergelegd in een toezichtrapport van 18 november 2020 (toezichtrapport). Het toezichtrapport vermeldt onder meer het volgende:
“[…]
Wij zagen dat in een hoek in de woonkamer een bench stond, deze diende kennelijk als huisvesting voor de hond of honden. Wij zagen dat deze bench volledig was vervuild met natte plekken, vermoedelijk urine en een soort bloedvlekken die waren opgedroogd. Daarnaast was de bench vervuild met plukken haar, stof en een bruine substantie. Ik [toezichthouder] rook dat er vanuit de bench een ondragelijk smerige ammoniak lucht kwam. Wij zagen dat er rondom de bench allemaal vuilniszakken lagen.
[…]
Wij zagen dat de volledig vloer besmeurd was met haren, smurrie wat vastplakte aan de vloer, gele plekken en andere niet herkenbare vieze plekken her en der op de grond en over de grond lagen. Wij roken dat het overal in de woning stonk, wij voelden dat de vloer kleefde. Wij zagen dat er overal verspreid, tissues, stapels met sterk vervuilde kleding en doeken, vuile doekjes, stofbalen, haarballen, gele plekken en andere bende over de grond lagen verspreid en waren opgestapeld. Wij zagen dat er vele voorwerpen lagen zoals kratten, buizen, zakken, spullen en allerlei andere bende op verschillende plekken waren opgestapeld en lagen verspreid. Wij zagen dat beide honden hier ook doorheen liepen. Wij zagen dat de beide honden volledig waren vervilt en verklit en dat er allerlei vervuiling in de vacht van de beide honden zaten. Wij roken dat honden stonken. Wij zagen dat de beide honden onafgebroken aan het hijgen waren, wij zagen dat een van de honden onafgebroken aan het kwijlen was, dit kon duiden op een onderliggend medisch probleem.
[…]
Ik [toezichthouder] vroeg [naam 1] of hij met de hond(en) zich nog had gemeld bij de dierenarts ten aanzien van de maatregel genoemd in het bovenstaande besluit en het kwijlen, overmatig hijgen en de bloedvlekken her en der op de grond die mogelijk duiden op een onderliggend probleem bij een van de honden zoals bijvoorbeeld een ontstoken baarmoeder.
Wij hoorden dat [naam 1] ons aangaf dat hij niet bij een dierenarts was geweest omdat hij dat niet nodig vond en dat hij dat ook niet ging doen.
[…]
Nadat wij rapporteurs beneden bij het complex waren aangekomen en aldaar wachtte op de dierenambulance, zagen wij dat een van de honden onafgebroken aan het kwijlen was. Wij voelden tevens bij het aaien van beide honden, welke nu geheel rustig en goed benaderbaar waren dat de vacht bestond uit zeer grote dikke klitten vermengd met vuil wat strak tegen de huid aanzat. Wij roken dat beide honden enorm penetrant stonken naar urine en uitwerpselen. Wij voelden dat de vacht tevens zeer vettig en plakkerig was. […]”
1.4
Op 10 november 2020 zijn de honden in bewaring genomen en bij een opvangadres geplaatst.
1.5
Met het kostenbesluit zijn de kosten van de toepassing van bestuursdwang vastgesteld en is het bedrag van € 2.643,41 bij [naam 1] in rekening gebracht. Deze kosten zijn gemaakt vanwege het consulteren van een dierenarts, het uitvoeren van een operatie bij één van de honden, medicatie, vachtverzorging en het onderbrengen van de honden.
1.6
[naam 1] heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
Standpunt van partijen
2.1
[naam 1] voert aan dat de minister ten onrechte bestuursdwang heeft toegepast en dat de kosten daarvan ten onrechte bij hem in rekening zijn gebracht. De manier waarop iemand zijn huishouden voert zegt niets over de manier waarop hij zijn huisdieren verzorgt. De honden kregen genoeg te eten, werden regelmatig uitgelaten, werden wanneer dat nodig was getrimd en werden liefdevol verzorgd. De woning van [naam 1] is kort voor de hercontrole nog schoongemaakt door een professioneel schoonmaakbedrijf. Daarmee heeft [naam 1] voldaan aan de last onder bestuursdwang.
2.2
De minister stelt zich op het standpunt dat bij de hercontrole is vastgesteld dat [naam 1] de last niet heeft uitgevoerd. De geconstateerde overtredingen waren dermate ernstig en van dien aard dat het meevoeren en opslaan van de honden een noodzakelijke en proportionele manier was om de overtredingen te doen eindigen. De kosten van de toepassing van bestuursdwang zijn terecht bij [naam 1] in rekening gebracht.
Beoordeling door het College
3 De minister heeft aan de vaststelling dat [naam 1] niet heeft voldaan aan de last onder bestuursdwang het toezichtrapport ten grondslag gelegd. Het toezichtrapport vermeldt onder meer dat de toezichthouders zagen dat een bench, die kennelijk diende als huisvesting van de honden, volledig vervuild was met natte plekken, vermoedelijk urine en een soort bloedvlekken die waren opgedroogd. Daarnaast was de bench vervuild met plukken haar, stof en een bruine substantie. De toezichthouder rook dat er vanuit de bench een ondragelijk smerige ammoniaklucht kwam. De beschrijvingen uit het toezichtrapport worden verder ondersteund door de bij het toezichtrapport opgenomen foto’s. Verder vermeldt het toezichtrapport dat [naam 1] bij de hercontrole tegen de toezichthouders heeft gezegd dat hij niet bij een dierenarts is geweest, omdat hij dat niet nodig vond en dat hij dat ook niet ging doen. [naam 1] heeft de bevindingen zoals die zijn beschreven in het toezichtrapport niet gemotiveerd betwist. Dat, zoals [naam 1] op de zitting heeft gesteld, hij wel met de honden bij de dierenarts is geweest, heeft hij niet onderbouwd, zodat het College aan die stelling voorbijgaat. Het College is van oordeel dat gelet op de in het toezichtrapport beschreven bevindingen de minister terecht heeft vastgesteld dat [naam 1] het behandelplan van de dierenarts niet heeft opgevolgd en dat de honden geen schone en zindelijke huisvesting hadden. Dat de woning volgens [naam 1] kort voor de hercontrole nog was schoongemaakt door een professioneel schoonmaakbedrijf doet er niet aan af dat tijdens de hercontrole is vastgesteld dat de honden op dat moment geen schone en zindelijke huisvesting hadden. [naam 1] heeft daarmee niet voldaan aan de maatregelen uit de last onder bestuursdwang. Omdat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [naam 1] de last niet heeft uitgevoerd, mocht de minister overgaan tot toepassing van bestuursdwang.
4 Op grond van artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. De kosten van de toepassing van bestuursdwang heeft [naam 1] niet betwist. Verder is niet gesteld of gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de kosten van bestuursdwang redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening van [naam 1] behoren te komen.
Slotsom
5 Het beroep is ongegrond.
6 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. A. Venekamp en mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen w.g. E. van Kampen