ECLI:NL:CBB:2024:355

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
22/1219
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inschrijving van UBO's in het handelsregister door Stichting Administratiekantoor

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 mei 2024, betreft het een beroep van de Stichting Administratiekantoor (STAK) tegen een besluit van de Kamer van Koophandel (KvK) inzake de inschrijving van de uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) in het handelsregister. De STAK was van mening dat de registratiedatum van 22 april 2022, die door de KvK was vermeld, onjuist was en dat deze gewijzigd diende te worden naar de datum waarop zij de opgave had gedaan, namelijk 25 januari 2022. De STAK vreesde dat de vermelding van de latere registratiedatum zou leiden tot onterecht negatieve gevolgen voor haar, zoals vragen van zakenpartners en mogelijke boetes van de Belastingdienst.

De KvK had het bezwaar van de STAK tegen de inschrijving niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens hen de registratiedatum geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College heeft echter geoordeeld dat de STAK wel degelijk belanghebbende is bij de inschrijving van de UBO’s en dat het bezwaar ontvankelijk was. Het College heeft het herzieningsbesluit van de KvK vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit eveneens gegrond verklaard. Het College heeft vervolgens het bezwaar van de STAK ongegrond verklaard, omdat de registratiedatum feitelijk juist was en de KvK niet verplicht was om de datum van ontvangst van de opgave te registreren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van rechtspersonen met betrekking tot de UBO-registratie en de gevolgen van onjuiste of onvolledige registratie.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1219

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak tussen

Stichting Administratiekantoor [naam 1], te [plaats] (de STAK),
(gemachtigde: [naam 2] )
en

de Kamer van Koophandel (KvK),

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).

Procesverloop

Op 22 april 2022 heeft de KvK de opgave van de uiteindelijk belanghebbenden (ultimate beneficial owners of UBO’s) van de STAK ingeschreven in het UBO-register (inschrijving).
Met het besluit van 7 juni 2022 (bestreden besluit) heeft de KvK het bezwaar van de STAK tegen de inschrijving niet-ontvankelijk verklaard.
De STAK heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 8 september 2022 (herzieningsbesluit) heeft de KvK het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
De STAK heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
De KvK heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting van de enkelvoudige kamer was op 4 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 2] namens de STAK en de gemachtigde van de KvK.
Op 25 juli 2023 heeft het College het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Geen van de partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het College heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Aanleiding voor deze procedure

1.1
[naam 2] heeft op 25 januari 2022 als bestuurder van de STAK bij de KvK opgave gedaan van de inschrijving van de UBO’s van de STAK. De KvK heeft met brieven van
22 april 2022 aan de STAK en de betrokken UBO’s (onder wie [naam 2] ) bevestigd dat zij de UBO-opgave heeft ingeschreven.
1.2
De STAK heeft bezwaar gemaakt tegen de inschrijving omdat daarbij als registratiedatum 22 april 2022 is vermeld. Zij wil dat de registratiedatum wordt gewijzigd in de datum waarop zij de opgave heeft gedaan (25 januari 2022). Uit de inschrijving blijkt nu namelijk niet dat zij tijdig, namelijk voor de deadline van 27 maart 2022, heeft voldaan aan de UBO-registratieplicht. Het lijkt daardoor alsof de STAK haar UBO’s te laat heeft geregistreerd. Haar zakenpartners, waaronder banken, moeten dat melden bij de KvK (terugmeldplicht). Dit kan leiden tot onnodige vragen en terugmeldingen, maar ook tot een bestuurlijke boete van het Bureau Economische Handhaving (BEH) van de Belastingdienst. Daarnaast riskeert de STAK dat haar UBO’s haar voor de late registratie aansprakelijk stellen.
1.3
Met het bestreden besluit heeft de KvK het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de registratiedatum geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens de KvK is er geen sprake van een handeling die is gericht op rechtsgevolg. Met het herzieningsbesluit heeft de KvK het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar opnieuw niet-ontvankelijk verklaard, ditmaal omdat dat de STAK geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Met het besluit tot inschrijving van de UBO is de STAK niet rechtstreeks in haar eigen belang getroffen.
1.4
De STAK voert aan dat zij verantwoordelijk is voor de UBO-registratie. De gevolgen van het niet op tijd, onjuist, of onvolledig registreren komen voor rekening van de STAK, aan wie het BEH een boete kan opleggen. Dit betekent dat de STAK wel een belang heeft bij het juist inschrijven van de UBO’s.
Beoordeling door het College
2. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Dit betekent dat het beroep van de STAK van rechtswege mede is gericht tegen het herzieningsbesluit. Het College zal hierna eerst het beroep tegen het herzieningsbesluit beoordelen.
3. In artikel 15a, eerste lid, van de Handelsregisterwet 2007 (Hrw) is bepaald dat in het handelsregister wordt opgenomen wie de UBO is of de UBO’s zijn van vennootschappen of andere juridische entiteiten. Uit artikel 18, eerste lid, en artikel 19, eerste lid, van de Hrw volgt dat de bestuurders van een rechtspersoon verplicht zijn tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister. Zij doen de opgaven die de KvK nodig heeft om ervoor te zorgen dat de gegevens over die rechtspersoon, waaronder de UBO-informatie, te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn. De volledige tekst van het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4.1
De wetgever is er al bij de inwerkingtreding van de Hrw van uitgegaan dat de registratie of wijziging van gegevens in het handelsregister door de KvK een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waar een belanghebbende bezwaar tegen kan maken. [1] Dit geldt ook voor de registratie van UBO-informatie. [2]
4.2
Op 22 april 2022 heeft de KvK besloten tot inschrijving van de UBO-opgave voor de STAK. Naar het oordeel van het College is een entiteit van wie op grond van artikel 15a, eerste lid, van de Hrw in het handelsregister wordt opgenomen wie de UBO is of de UBO’s zijn, belanghebbende bij de inschrijving daarvan. Die entiteit wordt daarmee immers, net als de UBO(‘s) zelf, rechtstreeks in haar belangen geraakt. Dat betekent dat de STAK in dit geval belanghebbende is bij de inschrijving van de UBO’s van de STAK en daar dus bezwaar tegen kon maken.
4.3
Het voorgaande betekent dat het beroep tegen het herzieningsbesluit gegrond is en dat het College dat besluit zal vernietigen. Het College zal daarom hierna het beroep tegen het bestreden besluit beoordelen.
5. In het bestreden besluit heeft de KvK het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de registratiedatum geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Zoals het College hiervoor al heeft overwogen, is de inschrijving door de KvK van de UBO-opgave een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het College stelt vast dat het bezwaar van de STAK is gericht tegen de inschrijving, waarvan de registratiedatum deel uitmaakt. Dat betekent dat het bezwaar van de STAK tegen dat besluit ontvankelijk was. Ook het beroep tegen het bestreden besluit is daarom gegrond en het College zal ook dat besluit vernietigen.
6. Het College zal vervolgens zelf in de zaak voorzien door het bezwaar ongegrond te verklaren. Daartoe overweegt het College als volgt. Het College stelt voorop dat de registratiedatum van 22 april 2022 die bij de inschrijving is vermeld, feitelijk juist is. Daarmee is immers (slechts) vastgelegd dat de KvK de opgave op die datum heeft verwerkt. Bij die inschrijving is verder als startdatum 27 september 2020 vermeld, wat overeenkomt met de startdatum die de STAK op haar opgave heeft vermeld. De KvK is niet gehouden de datum van ontvangst van de opgave te registreren. Bij zijn beoordeling betrekt het College dat het Nederlandse UBO-register op 27 september 2020 van kracht is geworden. Vennootschappen en andere juridische entiteiten die al voor deze datum bestonden, hebben een termijn van achttien maanden gekregen om de UBO’s in het register te registreren. Deze termijn is op 27 maart 2022 verstreken. Op 27 maart 2022 waren er 323.340 opgaven die nog door de KvK beoordeeld moesten worden en dus nog niet waren ingeschreven. Uit een brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 14 april 2022 [3] blijkt dat deze opgaven als tijdig worden gezien en dat deze niet worden betrokken in de handhaving. Met de bevestiging van de opgave vanuit de KvK kan daarnaast worden aangetoond dat de registratie (tijdig) heeft plaatsgevonden, ook ten behoeve van het aangaan van een zakelijke relatie met een meldingsplichtige instelling. Het betoog van de STAK dat zij vanwege de latere registratiedatum te maken kan krijgen met terugmeldingen en een boete, slaagt gelet op het voorgaande niet. Het bezwaar is daarom ongegrond.
7 Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel moet de KvK het door de STAK betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep tegen het herzieningsbesluit gegrond;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt zowel het herzieningsbesluit als het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, verklaart het bezwaar van de STAK ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt de KvK op het betaalde griffierecht van € 365,- aan de STAK te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. J.L.W. Aerts en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 mei 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. A.A. Dijk

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2, eerste lid
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 1:3, eerste lid
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Artikel 6:1, eerste lid
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Handelsregisterwet 2007
Artikel 15a, eerste lid
1. In het handelsregister wordt opgenomen wie de uiteindelijk belanghebbende is of de uiteindelijk belanghebbenden zijn van vennootschappen of andere juridische entiteiten als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme die overeenkomstig de artikelen 5 of 6, eerste of derde lid, zijn ingeschreven in het handelsregister, met uitzondering van verenigingen van eigenaars en overige privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b.
Artikel 18, eerste lid
1. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister is verplicht degene aan wie een onderneming toebehoort, of, indien het de inschrijving betreft van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a en b, het tweede lid en derde lid, ieder der bestuurders van de rechtspersoon.
Artikel 19, eerste lid
1. De daartoe verplichte personen doen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de in artikel 9 tot en met 14, 15a, tweede lid, en 16a, eerste lid, genoemde en de in artikel 17, onderdeel a, bedoelde gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.

Voetnoten

1.Zie de Memorie van Toelichting bij de Hrw, Kamerstukken II, 2005/2006, 30656, nr. 3, blz. 13.
2.Zie de Memorie van Toelichting bij de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten, Kamerstukken II, 2018/2019, 35179, nr. 3, blz. 24.
3.Kamerstukken II, 2021/2022, 32545, nr. 168, blz. 3.