Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen
v.o.f. [naam] , te [plaats] (de onderneming)
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
Overwegingen
€ 12.911,79 uitbetaald. Nadien heeft de minister de subsidie vastgesteld op een lager bedrag dan in eerste instantie was verleend en het te veel betaalde voorschot teruggevorderd.
Tijdens de vaststellingsprocedure heeft de onderneming toegelicht dat zij van omzetbelasting vrijgestelde omzet heeft, die niet in de belastingaangifte voor de referentieperiode staat, maar wel bij de berekening van de subsidie moet worden meegenomen. De minister is daar niet in meegegaan, omdat de onbelaste omzet in de referentieperiode volgens hem niet inzichtelijk is gemaakt. In beroep vindt de onderneming dat bij de berekening van de subsidie alleen naar haar belaste omzet moet worden gekeken. Volgens de minister moet daarbij echter ook de van belasting vrijgestelde omzet worden betrokken, wanneer deze omzet op eenvoudige en duidelijke wijze blijkt uit bewijsstukken. De onderneming is het daar niet mee eens. Het betoog van de onderneming slaagt niet. Het College licht hieronder toe waarom tot dit oordeel is gekomen.
Standpunt van de minister
Beslissing
Bijlage
5 Indien de getroffen MKB-onderneming omzetbelasting betaalt over het geheel van de bedragen op basis waarvan haar omzetverlies wordt berekend, wordt als de omzet van de onderneming beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan zij aangifte doet voor de omzetbelasting, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968.