In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 mei 2024, betreft het een geschil tussen AVR-Afvalverwerking B.V. en de minister voor Klimaat en Energie over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies. De onderneming had op 12 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een subsidie op basis van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDEK) voor haar Thermische Conversie Installatie (TCI). De minister heeft deze aanvraag op 20 december 2021 afgewezen, omdat er al eerder MEP-subsidie was verstrekt voor dezelfde installatie. Het College heeft de zaak behandeld na een beroep van de onderneming tegen het bestreden besluit van de minister.
Tijdens de zitting op 14 maart 2024 heeft de onderneming betoogd dat de TCI na aanpassingen een andere productie-installatie is geworden, omdat deze nu ook warmte kan opwekken. Het College heeft echter geoordeeld dat de TCI nog steeds dezelfde productie-installatie is als waarvoor eerder MEP-subsidie is verleend. De relevante artikelen van de SDEK sluiten subsidieverlening uit als voor dezelfde installatie al eerder subsidie is verstrekt, tenzij er sprake is van uitzonderingen. Het College heeft vastgesteld dat geen van deze uitzonderingen van toepassing is, en dat de minister op goede gronden de subsidieaanvraag heeft afgewezen.
Het College heeft ook de argumenten van de onderneming over de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals zorgvuldigheid en rechtszekerheid, verworpen. De minister had voldoende gemotiveerd dat de TCI dezelfde installatie is en dat de afwijzing van de subsidieaanvraag rechtmatig was. De conclusie van het College is dat het beroep van de onderneming ongegrond is verklaard en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.