ECLI:NL:CBB:2024:320
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing subsidieaanvraag TVL Q1 2022 wegens onvoldoende omzetverlies
Op 15 april 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een subsidie aangevraagd op basis van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De minister had deze aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies ten opzichte van de referentieperiode. De onderneming had gekozen voor Q1 2020 als referentieperiode, maar stelde dat Q3 2020 meer representatief zou zijn, omdat zij pas in augustus 2019 haar activiteiten was gestart.
Het College oordeelde dat de keuze voor de referentieperiode correct was en dat de inschrijfdatum in het handelsregister bepalend is voor de keuze van de referentieperiode. De minister had de TVL op de juiste wijze toegepast door de onderneming de keuze te geven tussen Q1 2019 en Q1 2020. Het College volgde het betoog van de onderneming niet, omdat de TVL geen ruimte biedt voor uitzonderingen op de referentieperiode, tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen. De omstandigheden van de onderneming, waaronder de startdatum van de activiteiten en de omzet in Q1 2020, rechtvaardigden geen uitzondering.
Daarom verklaarde het College het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag door de minister. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.