ECLI:NL:CBB:2024:315

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23/1433
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieaanvraag voor zoldervloerisolatie afgewezen door minister, beroep gegrond

In deze zaak heeft [naam] een subsidieaanvraag ingediend voor isolatie van zowel het dak als de zoldervloer van zijn woning. De minister voor Klimaat en Energie heeft op 8 maart 2023 de aanvraag gedeeltelijk afgewezen, waarbij alleen subsidie voor dakisolatie werd verleend. Het bezwaar van [naam] tegen deze afwijzing werd op 26 mei 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft [naam] beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 19 maart 2024 heeft [naam] betoogd dat de isolatie van de zoldervloer in een onverwarmd bijgebouw niet in strijd is met de subsidievoorwaarden, aangezien er geen sprake is van dubbele isolatie. De minister stelde echter dat de subsidie alleen kan worden verleend voor ofwel dakisolatie ofwel zoldervloerisolatie, maar niet voor beide. Het College heeft de argumenten van [naam] overwogen en geconcludeerd dat de minister ten onrechte de subsidieaanvraag voor de zoldervloerisolatie heeft afgewezen. Het College heeft de minister opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [naam]. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van [naam] tot een bedrag van € 574,98, inclusief reiskosten en verletkosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats]

en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke)

Procesverloop

Met het besluit van 8 maart 2023 (subsidiebesluit) heeft de minister de aanvraag van [naam] voor een subsidie op grond van Titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidie (Regeling) gedeeltelijk afgewezen.
Met het besluit van 26 mei 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam] ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 19 maart 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam] en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Op 7 december 2022 heeft [naam] subsidie aangevraagd voor gevelisolatie, dakisolatie en isolatie van zolder- of vlieringvloer. De minister heeft subsidie verleend voor de gevel- en dakisolatie, maar niet voor de isolatie van zolder- of vlieringvloer. Er kan namelijk niet voor zowel dakisolatie als voor zolder- of vlieringvloerisolatie subsidie worden verleend. Dit volgt uit artikel 4.5.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Regeling.
[naam] voert aan dat hij op 24 april 2023 zijn bezwaren heeft besproken met een ambtenaar van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. In dat gesprek heeft hij toegelicht dat de dakisolatie is toegepast op het woongedeelte en de zoldervloerisolatie op het aangrenzende bijgebouw (berging en bijkeuken). Omdat de ruimte boven het bijgebouw niet verwarmd is en de ruimte om daar te staan beperkt is, was het makkelijker om de zoldervloer te isoleren dan het dak. Van een combinatie van dak- en zoldervloerisolatie is dus geen sprake. De ambtenaar was het met [naam] eens en deelde hem mee dat de subsidie zou worden uitgekeerd. Ten onrechte is met het bestreden besluit niet alsnog subsidie verleend.
De minister stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel. In de telefoonnotitie van het gesprek op 24 april 2023 zijn geen aanknopingspunten te vinden die de stelling van [naam] ondersteunen. [naam] heeft ook niet aangetoond dat er een concrete toezegging is gedaan. Daarnaast wijst de minister erop dat subsidie kan worden verleend voor dakisolatie of voor zolder- of vlieringvloerisolatie, maar niet voor beide. Het College heeft dit bevestigd in een uitspraak van 28 november 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:664).
4.1
Het College is van oordeel dat de minister de subsidieaanvraag voor de zoldervloerisolatie ten onrechte heeft afgewezen en legt hieronder uit waarom.
4.2
Op grond van artikel 4.5.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Regeling, kan de minister subsidie verlenen voor een investering in ‘dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie’. In de toelichting bij de Regeling (Staatscourant 2020, 65131) staat daarover het volgende:
“Allereerst komt een investering in dakisolatie voor subsidie in aanmerking. Het gaat hierbij om het isoleren van het bestaande dak in de bestaande thermische schil dan wel het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer. Een aanvullende eis bij het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer is dan dat de zolder- of vliering onverwarmd moet zijn. Een woning waarin de zolder of vliering wel wordt verwarmd profiteert immers niet van het isoleren van de vloer van deze zolder of vliering en daarmee wordt het beoogde besparingseffect in onvoldoende mate bereikt. In het geval een zolder of vliering al verwarmd wordt, komt een dergelijke maatregel dus niet voor subsidie in aanmerking.”
Het College leidt hieruit af dat de subsidie in beginsel bedoeld is voor dakisolatie, maar dat deze ook verleend kan worden voor zoldervloerisolatie in woningen die een onverwarmde zolder hebben. Het is (uiteraard) niet de bedoeling dat subsidie verleend wordt voor het isoleren van de zoldervloer als het dak boven die zolder ook al geïsoleerd is, want dat levert geen besparingseffect op. Om die reden wordt er subsidie verleend voor isolatie van het dak dan wel voor isolatie van de zoldervloer.
4.3
De woning van [naam] bestaat uit twee delen. Het hoofdgebouw heeft een verwarmde zolder en daar heeft [naam] het dak geïsoleerd. Het bijgebouw heeft een onverwarmde zolder en van die zolder heeft hij de vloer geïsoleerd. Er is dus geen sprake van ‘dubbele isolatie’ die op grond van de Regeling niet is toegestaan. Bovendien is het besparingseffect van het isoleren van de vloer van een onverwarmde zolder groter dan het isoleren van het dak boven die zolder. Anders dan de minister tijdens de zitting heeft betoogd, volgt uit de Regeling niet dat aanvragers een keuze moeten maken voor dak- of zoldervloerisolatie en die keuze voor de gehele woning moeten toepassen. Het College komt daarom tot de conclusie dat op grond van artikel 4.5.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Regeling in dit geval ook subsidie kan worden verleend voor de zoldervloerisolatie in het bijgebouw.
4.4
De verwijzing naar de uitspraak van het College van 28 november 2023 leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit geen vergelijkbaar geval is. De subsidieaanvraag voor zoldervloerisolatie was in dat geval afgewezen, omdat voor dezelfde woning al eerder subsidie was verleend voor zoldervloerisolatie. Om dezelfde reden werd ook de aanvraag voor dakisolatie afgewezen. Op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling moet een aanvraag namelijk worden afgewezen als al eerder subsidie is verleend voor een zelfde type isolatiemaatregel en dak- en zoldervloerisolatie zijn in de Regeling aangemerkt als één type isolatiemaatregel. [naam] heeft de subsidie voor dak- en zoldervloerisolatie tegelijk aangevraagd, zodat deze afwijzingsgrond in zijn geval niet van toepassing is.
5. Het beroep is gegrond. Het College vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen vier weken een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Het College kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat de minister nog moet beoordelen of de subsidieaanvraag van [naam] aan alle voorwaarden voldoet.
6. Het College veroordeelt de minister in de door [naam] gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 574,98: € 500,- verletkosten en € 74,98 reiskosten. Ook moet de minister het door [naam] betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 184,- aan [naam] te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam] tot een bedrag van
€ 574,98.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Smorenburg, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. A.A. Dijk