Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 april 2024 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [plaats] ,
[naam 2] RA RV.
Procesverloop in hoger beroep
8 november 2021, met nummer 17/1946 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2021:73).
Grondslag van het geschil
[naam 3] . [naam 2] heeft de opdracht op 17 februari 2021 neergelegd.
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
14 januari 2019 en op 8 februari 2019 heb ik de heer [naam 2] herinnerd aan deze vraag. Later op de dag van 8 februari 2019 bericht de heer [naam 2] met een gedeeltelijk antwoord. Na diverse daarop volgende email wisselingen schrijft de heer [naam 2] dat zijn agenda in de aanloop naar een korte vakantie helaas dusdanig vol was gepland, dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om hierop adequaat te kunnen reageren en de daarop komende week wegens vakantie afwezig is. De week na zijn vakantie de vragen uit mijn
e-mailbericht van 6 december 2018 zal beantwoorden. Op 8 maart antwoordt de heer [naam 2] op een gedeelte van de vragen.”
3 maart 2020 ook aangegeven dat hij [naam 2] moest herinneren aan zijn verzoek om een overzicht te geven van “nog uit te voeren werkzaamheden en de daarbij te verwachten kosten”, en dat niet al zijn vragen daarover waren beantwoord, maar met enkel deze feitelijke beschrijving van wat er is voorgevallen, is nog geen voldoende gepreciseerd en als zodanig te herkennen breder verwijt geformuleerd in de door [naam 1] gestelde zin.
6 december 2017 en 5 april 2019 blijkt volgens hem dat hij wel degelijk en herhaaldelijk om specificatie van de nota’s heeft verzocht. Ook tijdens een bespreking op 5 oktober 2018 heeft hij nogmaals om een specificatie gevraagd.
5 oktober 2018 om een kostenoverzicht voor de nog uit te voeren werkzaamheden heeft gevraagd, is in tegenspraak met wat hij na de bespreking zelf schreef in zijn e-mailbericht van 6 december 2018. In dit bericht stelde [naam 1] dat hij en zijn wederpartij tijdens het gesprek niet konden vragen naar de nog te verrichten werkzaamheden en een globale inschatting van de daarmee gemoeide tijd en kosten. Op de vraag om alsnog de urenspecificaties te verstrekken, kwam hij in dit bericht niet terug. Gezien het inconsistente betoog van [naam 1] over de bespreking op 5 oktober 2018, acht het College niet aannemelijk dat [naam 1] , zoals hij in hoger beroep heeft gesteld, [naam 2] toen ook om een urenspecificatie heeft gevraagd.Van wat er tijdens de bespreking precies aan de orde is geweest, is in deze procedure verder geen stuk overgelegd.
Beslissing
mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.