Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 oktober 2015 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant,
[naam 3] RA(betrokkene)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een accountant tegen een uitspraak van de accountantskamer, waarin klachten zijn behandeld die door de accountant en een vennootschap waren ingediend. De accountant, appellant, heeft zich beklaagd over het handelen van betrokkene, die als accountant verbonden was aan een kantoor. De klachten betroffen onder andere schending van de beginselen van geheimhouding, professioneel gedrag en integriteit. De accountantskamer heeft de klachten in alle onderdelen ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep een groot aantal grieven ingediend, die onderverdeeld kunnen worden in grieven die betrekking hebben op de behandeling van de klacht door de accountantskamer en grieven die zien op de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de grieven van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor partijdigheid van de accountantskamer. Het College heeft vastgesteld dat appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat betrokkene de fundamentele beginselen van geheimhouding, professioneel gedrag en integriteit heeft geschonden. De uitspraak van de accountantskamer is in stand gehouden, en het hoger beroep is ongegrond verklaard.