ECLI:NL:CBB:2024:3
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 januari 2024, zijn de zaken 22/1435 en 22/1436 behandeld, waarbij de varkenshouderij in beroep ging tegen de afwijzing van hun subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister van Economische Zaken en Klimaat had op 22 november 2021 de aanvraag voor het derde kwartaal van 2021 afgewezen, en op 24 november 2021 de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op nihil, met terugvordering van een eerder betaald voorschot. De varkenshouderij stelde dat de afwijzing en de nihilstelling onevenredig waren, omdat de minister geen rekening had gehouden met de uitbreiding van hun bedrijf en de gevolgen daarvan voor de omzet. Tijdens de zitting op 12 oktober 2023 werd deze kwestie uitvoerig besproken, waarbij de varkenshouderij werd bijgestaan door hun gemachtigde, mr. ing. A.N.M. van Bavel, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. M. van den Brink en B. Moes. Het College oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat er niet voldaan was aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies, en dat de afwijzing van de aanvraag en de nihilstelling van de subsidie daarom gerechtvaardigd waren. De varkenshouderij had wel recht op een schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, en de minister werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 437,50. De uitspraak benadrukt dat de TVL-regeling geen ruimte biedt om omzet van een nieuwe locatie buiten beschouwing te laten bij de berekening van het omzetverlies.