10. […] Het opleggen van een bestuurlijke boete is een sanctie met een punitief karakter, hetgeen met zich brengt dat aan de bewijsvoering van de overtreding en aan de motivering van het sanctiebesluit strenge eisen worden gesteld. Gelet op de waarborgen die voortvloeien uit artikel 6, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, geldt als uitgangspunt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat van een overtreding sprake is. In geval van twijfel dient aan de betrokkene het voordeel van de twijfel te worden gegund. […].
Het CBB heeft in zijn uitspraak van 26 april 2022, ECLI:NL:CBB:2022:190, overweging 6.2, overwogen dat een bestuursorgaan, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van een ondertekend rapport
van een toezichthouder en de daarin vermelde bevindingen. Indien die bevindingen worden
betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van de betwisting,
grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de
vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Het ligt dan op de weg
van degene bij wie de controle is verricht om aannemelijk te maken dat de bevindingen
niettemin onjuist zijn.
11. Verweerder heeft zijn standpunt – dat de twee bewuste vrachten dierlijke meststoffen betroffen – gebaseerd op het rapport van bevindingen, opgesteld door twee NVWA-inspecteurs. Deze inspecteurs hebben visuele waarnemingen gedaan en wat zij hebben gezien, hebben de inspecteurs vervolgens getoetst aan hun kennis over zowel de laadlocatie als de loslocatie.